Het Urantia Boek online

Vorige | Volgende | Inhoud

© 1997 Urantia Foundation. Alle rechten voorbehouden.


HET URANTIA BOEK


PAPER 36

DE LEVENDRAGERS

LEVEN ontstaat niet spontaan. Leven wordt geconstrueerd volgens plannen die zijn opgesteld door de (niet geopenbaarde) Architecten van het Zijn en verschijnt op de bewoonde planeten hetzij door rechtstreekse invoer, of tengevolge van de verrichtingen van de Levendragers van de plaatselijke universa. Deze expediteurs van het leven behoren tot de interessantste en veelzijdigste leden van de gevarieerde familie der universum-Zonen. Het ontwerpen van leven en het vervoer van het geschapen leven naar de planetaire werelden is aan hen toevertrouwd. Nadat ze dit leven op zulke nieuwe werelden hebben geplant, blijven zij daar dan ook lange tijd om de ontwikkeling ervan te bevorderen.

1. OORSPRONG EN NATUUR VAN DE LEVENDRAGERS

Ofschoon de Levendragers tot de familie der goddelijke zonen behoren, zijn zij een ongewoon, afzonderlijk type universum-Zonen, want zij zijn de enige groep van verstandelijk leven in een plaatselijk universum aan wier schepping de regeerders van een superuniversum deelhebben. De Levendragers zijn afstammelingen van drie preëxistente persoonlijkheden: de Schepper-Zoon, de Moeder-Geest van het Universum, en, door benoeming, een van de Ouden der Dagen die waken over de bestemmingen van het betrokken superuniversum. Deze Ouden der Dagen, de enigen die kunnen bevelen tot de vernietiging van intelligent leven, nemen ook deel aan de schepping van de Levendragers, aan wie het tot stand brengen van fysisch leven op de evoluerende werelden wordt toevertrouwd.

In het universum Nebadon staat de schepping van honderd miljoen Levendragers geregistreerd. Dit efficiënte korps van levenverspreiders is niet een echt zelfbesturende groep. Zij worden bestuurd door het levenbepalende trio, dat bestaat uit Gabriël, de Vader-Melchizedek, en Nambia, de oorspronkelijke, eerstgeboren Levendrager van Nebadon. In alle fasen van het bestuur van hun onderafdelingen zijn zij echter autonoom.

De Levendragers zijn in drie grote afdelingen gerangschikt. De eerste afdeling wordt gevormd door de oudere Levendragers, de tweede door de assistenten en de derde door beheerders. De primaire afdeling is onderverdeeld in twaalf groepen specialisten in de verschillende vormen van levensmanifestatie. Deze scheiding in drie afdelingen werd verricht door de Melchizedeks, die te dien einde een onderzoek uitvoerden op de hoofdkwartierwereld van de Levendragers. De Melchizedeks zijn sindsdien nauw verbonden gebleven met de Levendragers en vergezellen hen altijd wanneer zij uitgaan om leven te vestigen op een nieuwe planeet.

Wanneer een evolutionaire planeet uiteindelijk is bestendigd in licht en leven, worden de Levendragers georganiseerd in de hogere adviserende overleg-organen om hun bijstand te verlenen aan het verdere bestuur en de ontwikkeling van die wereld en zijn verheerlijkte wezens. In de latere, bestendigde tijdperken van een evoluerend universum worden aan deze Levendragers vele nieuwe taken toevertrouwd.

2. DE WERELDEN VAN DE LEVENDRAGERS

De Melchizedeks hebben het algemene toezicht op de vierde groep van zeven primaire werelden in het Salvington-circuit. Deze werelden van de Levendragers worden als volgt aangeduid:

1. het hoofdkwartier van de Leven-dragers;

2. de wereld waar leven wordt ontworpen;

3. de wereld van de instandhouding van leven;

4. de wereld van de evolutie van leven;

5. de wereld van leven dat is verbonden met bewustzijn;

6. de wereld van bewustzijn en geest in levende wezens;

7. de wereld van ongeopenbaard leven.

Elk van deze primaire werelden wordt omringd door zes satellieten waarop de speciale aspecten van alle activiteiten van de Levendragers in het universum zijn geconcentreerd.

 Wereld Nummer Een, de hoofdkwartierwereld, alsmede haar zes hulp-satellieten, is gewijd aan de studie van het universele leven, leven in al zijn bekende fasen van manifestatie. Hier is de academie voor het ontwerpen van het leven gevestigd, waar leraren en adviseurs uit Uversa en Havona, zelfs uit het Paradijs, werkzaam zijn. Ik heb ook toestemming u te onthullen dat de zeven centrale plaatsingen van de assistent-bewustzijnsgeesten zich op deze wereld van de Levendragers bevinden.

Het getal tien – het decimale systeem – is inherent in het fysische universum, maar niet in h et geestelijke. Het domein van het leven wordt gekenmerkt door drie, zeven en twaalf, of door veelvouden en combinaties van deze grondgetallen. Er zijn drie primaire en wezenlijk verschillende levensontwerpen, naar de orde van de drie Paradijs-Bronnen en -Centra, en in het universum Nebadon zijn deze drie grondvormen van leven van elkaar afgezonderd op drie verschillende soorten planeten. Oorspronkelijk waren er twaalf duidelijk verschillende, goddelijke ontwerpen van overdraagbaar leven. Dit getal twaalf, met zijn onderverdelingen en veelvouden, loopt door alle fundamentele levenspatronen in alle zeven superuniversa heen. Er zijn ook zeven architectonische soorten levensontwerp, fundamentele schikkingen van de reproducerende configuraties van levende materie. De levenspatronen van Orvonton zijn geconfigureerd als twaalf dragers van de erfmassa. De verschillende orden der wilsschepselen zijn geconfigureerd als 12, 24, 48, 96, 192, 384 en 768. Op Urantia zijn er achtenveertig eenheden die het patroon beheersen – de eigenschappen bepalen – in de geslachtscellen van de menselijke voortplanting.

 De Tweede Wereld is de wereld voor het ontwerpen van leven; hier worden alle nieuwe modi van levensorganisatie uitgewerkt. Terwijl de oorspronkelijke levensontwerpen door de Schepper-Zoon worden verschaft, wordt de daadwerkelijke uitwerking van deze ontwerpen toevertrouwd aan de Levendragers en hun medewerkers. Wanneer de algemene levensplannen voor een nieuwe wereld zijn opgesteld, worden zij doorgegeven aan de hoofdkwartierwereld, waar ze ze minutieus worden bestudeerd door de hoogste raad der oudere Levendragers, in samenwerking met een korps adviserende Melchizedeks. Indien de plannen afwijken van de voorheen aanvaarde formules, moeten zij aan de Schepper-Zoon worden voorgelegd en door hem worden goedgekeurd. Dikwijls vertegenwoordigt het hoofd der Melchizedeks de Schepper-Zoon bij deze beraadslagingen.

Hoewel het planetaire leven daarom op alle evolutionaire werelden in sommige opzichten gelijk is, verschilt het toch ook op velerlei wijze. Zelfs in een uniforme levensserie op werelden van één enkele familie is het leven op geen twee planeten precies gelijk; er is altijd een planetaire grondvorm, want de Levendragers spannen zich voortdurend in om de vitale formules die aan hun zorg zijn toevertrouwd te verbeteren.

Er zijn meer dan een miljoen fundamentele of kosmische chemische formules die de stampatronen en de talrijke fundamentele functionele variaties van de manifestaties van het leven vormen. Satelliet nummer één van de wereld waar het leven wordt ontworpen is het gebied van de fysici en de electrochemici van het universum, die dienst doen als technische assistenten van de Levendragers bij het werk van het invangen, organiseren en manipuleren van de essentiële energie-eenheden welke worden gebruikt bij het opbouwen van de materiële voertuigen voor de overdracht van het leven, het zogenoemde kiemplasma.

De planetaire laboratoria waar het leven wordt ontworpen, bevinden zich op de tweede satelliet van deze wereld nummer twee. In deze laboratoria werken de Levendragers en al hun medewerkers samen met de Melchizedeks bij de poging om het leven dat is ontworpen om op de decimale planeten van Nebadon geïmplanteerd te worden, te modificeren en zo mogelijk te verbeteren. Het leven dat zich thans op Urantia ontwikkelt, werd op deze wereld zelf ontworpen en hier ten dele uitgewerkt, want Urantia is een decimale planeet, een wereld waar met leven wordt geëxperimenteerd. Op één van iedere tien werelden wordt een grotere variatie in de standaard-levensontwerpen toegestaan dan op de andere (niet-experimentele) werelden.

 Wereld Nummer Drie is gewijd aan de instandhouding van het leven. Verschillende manieren waarop leven beschermd en in stand kan worden gehouden, worden hier bestudeerd en ontwikkeld door de assistenten en beheerders van het korps der Levendragers. De levensplannen voor iedere nieuwe wereld voorzien altijd in de vroegtijdige installatie van de commissie voor de instandhouding van het leven, bestaande uit de specialisten-beheerders die experts zijn in het manipuleren van de fundamentele levenspatronen. Op Urantia waren er vierentwintig van dergelijke gevolmachtigde beheerders, twee voor elk fundamenteel of stampatroon van de architectonische organisatie van het levensmateriaal. Op planeten zoals de uwe wordt de hoogste vorm van leven gereproduceerd door een levendragende bundel die vierentwintig patrooneenheden omvat. (En aangezien het verstandelijk leven groeit vanuit en op de grondslag van het fysische, ontstaan er vierentwintig fundamentele orden van psychische organisatie.)

 Wereld Nummer Vier en haar hulp-satellieten zijn gewijd aan de bestudering van de evolutie van het leven van schepselen in het algemeen en van de evolutionaire antecedenten van ieder levensniveau in het bijzonder. Het oorspronkelijke levensplasma van een evolutionaire wereld moet het volledige potentieel voor alle toekomstige ontwikkelingsvariaties bevatten en ook het potentieel voor alle latere evolutionaire veranderingen en modificaties. De voorzorg voor zulke vèrstrekkende projecten van levensmetamorfose kan noodzakelijk maken dat er vele ogenschijnlijk nutteloze vormen van dierlijk en plantaardig leven verschijnen. Deze nevenproducten van de planetaire evolutie, voorzien en onvoorzien, verschijnen slechts op het toneel van handeling om weer te verdwijnen, maar in en door dit lange proces heen loopt de draad van de wijze, intelligente formuleringen van de oorspronkelijke ontwerpers van het levensplan van de planeet en van de ordening der soorten. De veelsoortige nevenproducten van de biologische evolutie zijn alle van wezenlijk belang voor het uiteindelijke, volledige functioneren van de hogere intelligente levensvormen, niettegenstaande het feit dat er van tijd tot tijd grote uiterlijke disharmonie kan heersen in de lange opwaartse worsteling van de hogere schepselen om controle te krijgen over de lagere vormen van het leven, waarvan vele de vrede en het gemak van de evoluerende wilsschepselen soms zo tegenwerken.

 Wereld Nummer Vijf houdt zich geheel bezig met het leven dat verbonden is met bewustzijn. Elk van haar satellieten is gewijd aan de bestudering van één enkele fase van schepsel-bewustzijn gecorreleerd met schepsel-leven. Bewustzijn zoals de mens het begrijpt, is een gift van de zeven assistent-bewustzijnsgeesten, gesuperponeerd op de niet-onderrichtbare ofwel mechanische niveaus van bewustzijn door de instanties van de Oneindige Geest. De levenspatronen zijn op verschillende wijze responsief op deze assistenten en op de verschillende vormen van geest-dienstbetoon die overal in de universa in tijd en ruimte opereren. Het vermogen van materiële schepselen om geest-respons te geven is geheel afhankelijk van het gecombineerde bewustzijn waarmee zij zijn begiftigd, en dat op zijn beurt richting heeft gegeven aan de loop van de biologische evolutie van deze zelfde sterfelijke schepselen.

 Wereld Nummer Zes is gewijd aan de correlatie van bewustzijn met geest zoals deze zijn geassocieerd met levende vormen en organismen. Op deze wereld en haar zes hulp-satellieten bevinden zich de scholen voor de coördinatie van schepselen, waar zowel leraren uit het centrale universum als uit het superuniversum samenwerken met de instructeurs van Nebadon bij het uiteenzetten van de hoogste niveaus die de schepselen in tijd en ruimte kunnen bereiken.

 De Zevende Wereld van de Levendragers is gewijd aan de ongeopenbaarde domeinen van het evolutionaire leven van schepselen met betrekking tot de kosmische filosofie aangaande het zich uitbreidende feitelijk worden van de Allerhoogste.

3. DE TRANSPLANTATIE VAN LEVEN

Leven verschijnt niet spontaan in de universa: de Levendragers moeten de aanzet ertoe geven op de onvruchtbare planeten. Zij zijn de dragers, verspreiders en behoeders van het leven zoals dit op de evolutionaire werelden in de ruimte verschijnt. Alle leven van de op Urantia bekende orde en vormen verschijnt met deze Zonen, ofschoon niet alle vormen van planetair leven op Urantia voorkomen.

Het korps Levendragers dat de opdracht krijgt het leven op een nieuwe wereld te implanteren, bestaat gewoonlijk uit honderd senioren, honderd assistenten, en duizend beheerders. De Levendragers brengen vaak echt levensplasma naar een nieuwe wereld, maar niet altijd. Soms organiseren zij de levenspatronen na aankomst op de hun toegewezen wereld, volgens tevoren goedgekeurde formules voor een nieuwe avontuur in het vestigen van leven. Zo is ook de oorsprong van het planetaire leven op Urantia geweest.

Wanneer, in overeenstemming met goedgekeurde formules, de fysische patronen zijn verschaft, dan katalyseren de Levendragers dit levenloze materiaal door er via hun persoon de vitale geest-vonk op over te brengen; meteen worden deze inerte patronen dan levende materie.

De vitale vonk – het mysterie van het leven – wordt geschonken via de Levendragers, maar niet door hen. Zij hebben inderdaad de supervisie over deze verrichtingen, zij formuleren het eigenlijke levensplasma, maar de Moeder-Geest van het Universum is degene die de essentiële factor van het levende plasma verschaft. Van de Scheppende Dochter van de Oneindige Geest komt de energie-vonk welke het lichaam tot leven brengt en de voorbode is van bewustzijn.

Bij de schenking van leven brengen de Levendragers niets van hun persoonlijke natuur over, zelfs niet op de werelden waar nieuwe levensorden worden ontworpen. Op deze momenten geven zij eenvoudig de aanzet tot de levensvonk en brengen die over, brengen zij de vereiste rondwentelingen van de materie op gang in overeenstemming met de fysische, chemische, en electrische specificaties van de verordineerde ontwerpen en patronen. Levendragers zijn levende katalyserende wezens die de overigens inerte elementen van de materiële orde van bestaan in beweging brengen, organiseren en vitaliseren.

De Levendragers van een planetair korps krijgen een bepaalde tijd om het leven op een nieuwe wereld te vestigen, ongeveer een half miljoen jaar in de tijdrekening van die planeet. Aan het einde van deze periode, hetgeen wordt aangegeven door bepaalde bereikte niveaus in de ontwikkeling van het planetaire leven, staken zij hun verdere pogingen tot het inplanteren van leven en hierna mogen zij niets nieuws of supplementairs toevoegen aan het leven op die planeet.

Gedurende de tijdperken tussen het vestigen van het leven en de wording van menselijke schepselen van morele status, is het de Levendragers vergund de omgeving van het leven te manipuleren en ook anderszins de loop der biologische evolutie in een gunstige richting te leiden. Dit doen zij dan ook gedurende lange tijd.

Wanneer de Levendragers die op een nieuwe wereld werkzaam zijn, er eenmaal in zijn geslaagd een wezen met wil voort te brengen, een wezen dat de kracht heeft om morele beslissingen te nemen en geestelijke keuzen te doen, dan eindigt hun werk op dat ogenblik – zij zijn klaar; zij mogen het zich ontwikkelende leven niet verder manipuleren. Vanaf dit punt moet de evolutie van levende dingen voortgaan in overeenstemming met de eigen natuur en neigingen die reeds zijn geschonken aan, en vastgelegd in, de levensformules en -patronen van die planeet. Het is de Levendragers niet toegestaan zich te mengen in, of te experimenteren met de wil; zij mogen morele schepselen niet overheersen of willekeurig beinvloeden.

Bij de komst van een Planetaire Vorst maken zij zich gereed om te vertrekken, hoewel twee van de oudere Levendragers en twaalf beheerders zich, na tijdelijke geloften van afstand, mogen aanbieden om voor onbepaalde tijd op de planeet te blijven als adviseurs inzake de verdere ontwikkeling en bescherming van het levensplasma. Twee van deze Zonen en hun twaalf assistenten doen thans dienst op Urantia.

4. DE MELCHIZEDEK-LEVENDRAGERS

I n ieder plaatselijk stelsel van bewoonde werelden in Nebadon is er één enkele wereld waar de Melchizedeks als levendragers hebben gefunctioneerd. Deze woonplaatsen staan bekend als de midsoniete werelden van de stelsels, en op elk van deze werelden heeft een materieel gemodificeerde Melchizedek-Zoon gepaard met een uitgekozen Dochter van de materiële orde van zonen. De Moeder-Eva’s van deze midsoniete werelden worden uitgezonden vanaf het hoofdkwartier van het stelsel onder welks jurisdictie zij vallen, nadat zij door de hiertoe benoemde Melchizedek-levendrager zijn uitgekozen uit de talrijke vrijwilligsters die gehoor geven aan de oproep die de Stelsel-Soeverein richt tot de Materiële Dochters op zijn wereld.

De nakomelingen van een Melchizedek-levendrager en een Materiële Dochter worden midsonieten genoemd. De Melchizedek-vader van zulk een ras van verheven schepselen verlaat uiteindelijk de planeet waar hij deze unieke levensfunctie heeft vervuld, en de Moeder-Eva van deze speciale orde universum-wezens vertrekt ook nadat de zevende generatie van planetaire nakomelingen is verschenen. De leiding van zo’n wereld gaat dan over op haar oudste zoon.

De midsoniete schepselen leven en functioneren als zich voortplantende wezens op hun prachtige werelden totdat zij duizend standaardjaren oud zijn; hierna worden zij door serafijns transport overgebracht. De midsonieten zijn daarna zich niet voortplantende wezens, omdat zij door de methode van dematerialisatie die zij ondergaan ter voorbereiding op hun opname door de serafijn, voor altijd worden beroofd van reproductieve prerogatieven.

De huidige status van deze wezens kan eigenlijk noch als sterfelijk noch als onsterfelijk worden beschouwd, en zij kunnen evenmin duidelijk worden gerubriceerd als menselijk of als goddelijk. Bij deze schepselen wonen geen Richters, en zij zijn daarom eigenlijk niet onsterfelijk. Doch zij schijnen evenmin sterfelijk te zijn: geen enkel midsoniet wezen heeft ooit de dood ondergaan. Alle midsonieten die ooit in Nebadon zijn geboren, leven heden ten dage nog en functioneren op de werelden waar zij zijn geboren, op een tussenliggende wereld, of op de Salvington-wereld der midsonieten in de groep werelden der volkomenen.

 De Salvington-Werelden van de Volkomenen. Evenals de met hen verbonden Moeder-Eva’s gaan de Melchizedek-levensdragers van de midsoniete werelden van de stelsels naar de werelden van de voleindigden in het Salvington-circuit, waar ook hun nakomelingen zich zullen verzamelen.

In dit verband dient vermeld te worden dat de vijfde groep van zeven primaire werelden in het Salvington-circuit de Nebadon-werelden van de volkomenen zijn. De kinderen van de Melchizedek-levendragers en de Materiële Dochters hebben hun domicilie op de zevende wereld van de volkomenen, de midsoniete wereld van Salvington.

De satellieten van de zeven primaire werelden van de volkomenen zijn het trefpunt voor de persoonlijkheden van de superuniversa en het centrale universum wanneer deze opdrachten uitvoeren in Nebadon. Hoewel alle culturele en opleidingswerelden van de 490 werelden die de Melchizedek-universiteit vormen, vrij bezocht worden door de opklimmende stervelingen, zijn er ook bepaalde speciale scholen en talrijke zones waar zij niet mogen binnengaan. Dit geldt in het bijzonder voor de negenenveertig werelden onder de jurisdictie van de volkomenen.

Waartoe de midsoniete schepselen zijn bedoeld is momenteel niet bekend, doch het lijkt ons toe dat deze persoonlijkheden zich op de zevende wereld van de volkomenen verzamelen ter voorbereiding op een toekomstige gebeurlijkheid in de evolutie van het universum. Onze verzoeken om inlichtingen aangaande de midsoniete geslachten worden altijd doorverwezen naar de volkomenen, en de volkomenen weigeren altijd de bestemming van hun pupillen te bespreken. Ondanks ons gebrek aan zekerheid inzake de toekomst van de midsonieten, weten wij wel dat ieder plaatselijk universum in Orvonton zo’n steeds aangroeiend korps van deze mysterieuze wezens herbergt. De Melchizedek-levendragers geloven dat hun midsoniete kinderen te eniger tijd door God de Ultieme begiftigd zullen worden met de transcendente, eeuwige geest van absoniteit.

5. DE ZEVEN ASSISTENT-BEWUSTZIJNSGEESTEN

De aanwezigheid van de zeven assistent-bewustzijnsgeesten bepaalt de loop der organische evolutie op de primitieve werelden; dit verklaart ook waarom de evolutie doelgericht is en niet op toeval berust. Deze assistenten vertegenwoordigen de functie van het bewustzijnsdienstbetoon van de Oneindige Geest die gericht is op de lagere orden van intelligent leven via de activiteiten van de Moeder-Geest van een plaatselijk universum. De assistenten zijn de kinderen van de Moeder-Geest van het Universum en vormen haar persoonlijke dienstbetoon aan het materiële bewustzijn in haar gebieden. Overal waar en wanneer dergelijk bewustzijn manifest is, functioneren deze geesten op hun verschillende wijzen.

De zeven assistent-bewustzijnsgeesten dragen namen die het equivalent zijn van de volgende aanduidingen: intuïtie, begrip, moed, kennis, overleg, godsverering en wijsheid. Deze bewustzijnsgeesten zenden in alle bewoonde werelden hun invloed uit als een differentiële impuls, waarbij elk van hen ontvankelijkheidscapaciteit zoekt om zich te kunnen manifesteren, geheel los van de mate waarin zijn mede-geesten aanvaard worden en gelegenheid krijgen om te functioneren.

De centrale steunpunten van de assistent-geesten op de hoofdkwartierwereld van de Levendragers geven de superviserende Levendragers een aanduiding van de mate en kwaliteit van de bewustzijnsfunctie van de assistenten op iedere wereld en in ieder levend organisme dat verstandelijke status heeft. Deze emplacementen van leven-bewustzijn zijn voor de eerste vijf assistenten volmaakte indicatoren van het functioneren van levend bewustzijn. Met betrekking echter tot de zesde en zevende assistent-geesten – godsverering en wijsheid – registreren deze centrale steunpunten slechts een kwalitatieve functie. De kwantitatieve activiteit van de assistent van godsverering en van de assistent van wijsheid wordt geregistreerd in de onmiddellijke tegenwoordigheid van de Goddelijke Hulp en Bijstand op Salvington, want dit is een persoonlijke ervaring van de Moeder-Geest van het Universum.

De zeven assistent-bewustzijnsgeesten vergezellen de Levendragers altijd naar een nieuwe planeet, maar moeten niet als entiteiten worden gezien: ze lijken meer op circuits. De geesten van de zeven universum-assistenten functioneren niet als persoonlijkheden los van de universum-tegenwoordigheid van de Goddelijke Hulp en Bijstand; zij zijn in feite een bewustzijns-niveau van de Goddelijke Hulp en Bijstand en zijn altijd ondergeschikt aan het handelen en de tegenwoordigheid van hun scheppende moeder.

De woorden om deze zeven assistent-bewustzijnsgeesten op de juiste wijze te omschrijven ontbreken ons. Zij verlenen hun hulp en bijstand aan de lagere niveaus van het experiëntiële bewustzijn, en kunnen, in de volgorde van wat zij evolutionair bereiken, als volgt worden omschreven:

1. De geest van intuïtie – snelle waarneming, de primitieve fysische en inherente reflex-instincten, het oriënteringsvermogen en andere tot zelfbehoud dienende eigenschappen waarmee alle bewustzijnsscheppingen zijn begiftigd; de enige der assistenten die in zo ruime mate werkzaam is in de lagere orden van het dierlijke leven en de enige die op uitgebreide schaal functioneel contact maakt met de niet-onderwijsbare niveaus van het mechanische bewustzijn.

2. De geest van begrip – de impuls tot coördinatie, de spontane en ogenschijnlijk automa-tische associatie van ideeën. Dit is de gave van de coördinatie van verworven kennis, het verschijnsel van snelle redenering, vlug oordeel en prompte beslissing.

3. De geest van moed – de gave van trouw – in persoonlijke wezens de grondslag voor het verwerven van karakter en de intellectuele wortel van moreel uithoudingsvermogen en geestelijke dapperheid. Wanneer door feiten verlicht en door waarheid geïnspireerd, wordt deze het geheim van de impuls tot evolutionaire opklimming via de kanalen van intelligente, consciëntieuze zelfdirectie.

4. De geest van kennis – de moeder van avontuurlijke nieuwsgierigheid en ontdekking, de wetenschappelijke geest; de gids en trouwe medewerker van de geesten van moed en overleg; de impuls om de gaven van moed in nuttige banen van progressieve groei te leiden.

5. De geest van overleg – de sociale impuls, de gave van samenwerking binnen de soort; het vermogen van wilsschepselen om te harmoniëren met hun medemensen; de oorsprong van het kudde-instinct bij de lagere schepselen.

6. De geest van godsverering – de religieuze impuls, de eerste aandrift die een kenmerkend verschil teweegbrengt en de bewustzijnsschepselen verdeelt in de twee fundamentele klassen van sterfelijke bestaansvormen. De geest van godsverering onderscheidt het dier waarmede deze geest zich verbindt voorgoed van de schepselen met bewustzijn, maar zonder ziel. Godsverering is het kenteken van een kandidaat voor geestelijke opklimming.

7. De geest van wijsheid – de inherente neiging van alle morele schepselen tot ordelijke, progressieve evolutionaire vooruitgang. Deze is de hoogste van alle assistenten, de geest-coördinator die het werk van alle andere geesten aaneenkoppelt. Deze geest vormt het geheim van de aangeboren impuls van bewustzijnsschepselen die de aanzet geeft tot het praktische, doeltreffende programma van de opgaande ladder van bestaansvormen en dit in stand houdt; de gave van levende wezens die een verklaring vormt voor hun onverklaarbaar vermogen om te overleven en in die overleving gebruik te maken van de coördinatie van al hun ervaring in het verleden en van alle mogelijkheden die het heden biedt, teneinde alles te verwerven wat alle andere zes mentale helpers in het bewustzijn van het betrokken organisme kunnen mobiliseren. Wijsheid is het hoogtepunt van verstandelijke prestatie. Wijsheid is het doel van een zuiver mentaal en moreel bestaan.

De assistent-bewustzijnsgeesten groeien experiëntieel, maar zij worden nimmer persoonlijk. Zij evolueren in functie, en de functie van de eerste vijf in het dierenrijk is tot op zekere hoogte van wezenlijk belang voor de functie van alle zeven als het menselijk verstand. Deze betrekking met het dierenrijk maakt de assistenten meer praktisch doeltreffend als menselijk bewustzijn; vandaar dat dieren tot op zekere hoogte onmisbaar zijn zowel voor ’s mensen verstandelijke evolutie als voor zijn fysische evolutie.

Deze bewustzijnsassistenten van de Moeder-Geest van een plaatselijk universum verhouden zich tot het leven van schepselen met intelligentie-status ongeveer op dezelfde wijze als de krachtcentra en fysische controleurs zich verhouden tot de niet-levende krachten van het universum. Zij verrichten onschatbare diensten in de bewustzijnscircuits op de bewoonde werelden en werken doeltreffend samen met de Meester-Fysische Controleurs, die ook dienstdoen als controleurs en richtingbepalers van de bewustzijnsniveaus die aan dat van de assistenten voorafgaan, de niveaus van het niet-onderwijsbare mechanische bewustzijn.

Vóór de verschijning van de capaciteit om te leren door ervaring, is levend bewustzijn het domein van het dienstbetoon van de Meester Fysische Controleurs. Voordat het bewustzijn van schepselen het vermogen verwerft om goddelijkheid te herkennen en de Godheid te vereren, is het het exclusieve domein van de assistent-geesten. Met het verschijnen van de geestelijke respons in het verstand van schepselen verkrijgt dit geschapen bewustzijn onmiddellijk bovenbewustzijn en wordt het terstond opgenomen in het circuit van de geest-cycli van de Moeder-Geest van het plaatselijk universum.

De assistent-bewustzijnsgeesten zijn op geen enkele wijze rechtstreeks verbonden met de uiteenlopende, zeer geestelijke werkzaamheid van de geest van de persoonlijke tegenwoordigheid van de Goddelijke Hulp en Bijstand, de Heilige Geest op de bewoonde werelden. Functioneel gaan zij echter vooraf aan, en vormen zij de voorbereiding op, deze geest in de evolutionaire mens. De assistenten verschaffen de Moeder-Geest van het Universum een gevarieerd contact met, en beheersing over, de materiële levende schepselen van een plaatselijk universum, doch hun werkzaamheden hebben geen weerslag in de Allerhoogste wanneer zij op voorpersoonlijke niveaus plaatshebben.

Niet-geestelijk bewustzijn is òf een manifestatie van geest-energie òf een verschijnsel van fysische energie. Zelfs het menselijk bewustzijn, persoonlijk bewustzijn, heeft geen overlevingskwaliteiten los van de vereenzelviging met geest. Het bewustzijn is een schenking van goddelijkheid, doch het is niet onsterfelijk wanneer het functioneert zonder geest-inzicht, en wanneer het gespeend is van het vermogen tot godsverering en niet naar overleving hunkert.

6. LEVENDE KRACHTEN

Leven is zowel mechanistisch als vitalistisch – materieel en geestelijk. De natuur- en scheikundigen van Urantia zullen steeds verder komen in hun begrip van de protoplasma-vormen van het plantaardig en dierlijk leven, maar zij zullen nimmer levende organismen kunnen voortbrengen. Leven is iets anders dan alle energiemanifestaties; zelfs het materiële leven van fysische schepselen is niet inherent in de materie.

Materiële dingen kunnen wel een onafhankelijk bestaan hebben, doch leven ontspringt alleen aan leven. Bewustzijn kan alleen uit preëxistent bewustzijn voortkomen. Geest komt alleen uit geest-voorzaten voort. Het schepsel kan wel de vormen van het leven voortbrengen, maar alleen een schepper-persoonlijkheid of een scheppende kracht kan hieraan de activerende levende vonk toevoegen.

Levendragers kunnen de materiële vormen, of fysische patronen, van levende wezens tot stand brengen, maar de Geest schenkt de eerste levensvonk en verleent de gave van bewustzijn. Zelfs de levende vormen van experimenteel leven die door de Levendragers op hun Salvington-werelden worden georganiseerd, missen altijd het vermogen tot voortplanting. Wanneer de levensformules en de vitale patronen op de juiste wijze zijn samengesteld en georganiseerd, is de tegenwoordigheid van een Levendrager voldoende om leven te doen ontstaan, doch het ontbreekt al dergelijke levende organismen aan twee essentiële eigenschappen – de gave van bewustzijn en het vermogen tot voortplanting. Het dierlijke bewustzijn en het menselijke bewustzijn zijn geschenken van de Moeder-Geest van het plaatselijk universum, functionerend via de zeven assistent-bewustzijnsgeesten, terwijl het vermogen van het schepsel om zich voort te planten de specifieke, persoonlijke bijdrage is van de Universum-Geest aan het prototypische levensplasma dat door de Levendragers wordt geïnstalleerd.

Wanneer de Levendragers de levenspatronen hebben ontworpen nadat zij de energiesystemen hebben georganiseerd, moet er nog een verschijnsel plaatsvinden: de ‘adem des levens’ moet aan deze levenloze vormen worden verleend. De Zonen van God kunnen de levensvormen construeren, doch het is de Geest van God die werkelijk de vitale vonk bijdraagt. Wanneer het aldus verleende leven is verbruikt, wordt het overblijvende materiële lichaam dan ook weer dode materie. Wanneer het geschonken leven is uitgeput, keert het lichaam terug tot de schoot van het materiële universum waaraan het door de Levendragers was ontleend om als tijdelijk voertuig te dienen voor de schenking van leven die zij aan deze zichtbare associatie van energie-materie hadden gedaan.

Het leven dat door de Levendragers aan planten en dieren wordt geschonken, keert bij de dood van plant of dier niet tot de Levendragers terug. Het scheidende leven van zulk een levend wezen bezit geen identiteit of persoonlijkheid; individueel overleeft het de dood niet. Gedurende zijn bestaan en de tijd van zijn verblijf in het materiële lichaam, heeft het verandering ondergaan; het heeft energie-evolutie ondergaan en overleeft slechts als een deel van de kosmische krachten van het universum; als individueel leven overleeft het niet. De overleving van sterfelijke schepselen berust geheel op de ontwikkeling van een onsterfelijke ziel binnen het sterfelijke bewustzijn.

Wij spreken over leven als ‘energie’ en als ‘kracht,’ maar in werkelijkheid is het geen van beide. Kracht-energie is op talrijke wijzen responsief op zwaartekracht: leven is dit niet. Een patroon is ook niet responsief op zwaartekracht, daar het een configuratie is van energieën die reeds alle zwaartekracht-responsieve verplichtingen hebben vervuld. Leven, als zodanig, is de animatie van een door een patroon geconfigureerd of anderszins afgezonderd stelsel van energie – materieel, mentaal of geestelijk.

Bepaalde zaken die verband houden met de ontwikkeling van leven op de evolutionaire planeten, zijn ons niet geheel duidelijk. De fysische opbouw van de electrochemische formules van de Levendragers begrijpen wij heel goed, maar de natuur en de bron van de vonk van levensactivatie begrijpen wij niet geheel. Wij weten dat leven uit de Vader voortkomt via de Zoon en door de Geest. Het is zeer wel mogelijk dat de Meester-Geesten de zevenvoudige bedding zijn van de rivier van leven die over de ganse schepping wordt uitgestort. De techniek waardoor de superviserende Meester-Geest deelneemt in de aanvangsperiode van de schenking van leven aan een nieuwe planeet begrijpen wij echter niet. Naar onze overtuiging spelen ook de Ouden der Dagen een rol bij de installatie van leven op een nieuwe wereld, doch wij zijn geheel onbekend met de aard van die rol. Wij weten dat de Moeder-Geest van het Universum de levenloze patronen daadwerkelijk vitaliseert en aan dit geactiveerde plasma de prerogatieven verleent om zich als organisme voort te planten. Wij merken op dat deze drie de niveaus van God de Zevenvoudige zijn, soms ook aangeduid als de Allerhoogste Scheppers van tijd en ruimte, doch overigens weten wij weinig meer dan stervelingen op Urantia – niet meer dan dat concept inherent is in de Vader, uitdrukking in de Zoon, en levensverwerkelijking in de Geest.

[Geformuleerd door een Vorondadek-Zoon die als waarnemer is gestationeerd op Urantia en in deze hoedanigheid optreedt op verzoek van het Melchizedek-Hoofd van het Superviserende Openbaringskorps.]


Vorige | Volgende | Inhoud

© 1997 Urantia Foundation. Alle rechten voorbehouden.

Scroll to Top