Het Urantia Boek online

Vorige | Volgende | Inhoud

© 1997 Urantia Foundation. Alle rechten voorbehouden.


HET URANTIA BOEK


PAPER 42

ENERGIE – BEWUSTZIJN EN MATERIE

DE grondslag van het universum is materieel in de zin dat energie de basis is van alle bestaan en dat pure energie door de Universele Vader wordt beheerst. Paradijskracht, energie, is het enige dat als een eeuwigdurend monument standhoudt en het bestaan en de presentie van het Universeel Absolute aantoont en bewijst. Deze enorme stroom energie die uitgaat van de Paradijs-Persoonlijkheden, heeft nooit versaagd, is nimmer afgenomen; er is nooit een onderbreking geweest in de oneindige handhaving.

      Het manipuleren van de universum-energie gebeurt immer in overeenstemming met de persoonlijke wil en de alwijze mandaten van de Universele Vader. Deze persoonlijke beheersing van gemanifesteerde kracht en circulerende energie wordt gemodificeerd door de coördinatieve daden en besluiten van de Eeuwige Zoon, alsook door de verenigde doelstellingen van de Zoon en de Vader die door de Vereend Handelende Geest worden uitgevoerd. Deze goddelijke wezens handelen persoonlijk en als individu; zij zijn ook werkzaam door en in de personen en krachten van een welhaast onbeperkt aantal ondergeschikten, die ieder op verschillende wijze de eeuwige, goddelijke doelstelling in het universum van universa tot uitdrukking brengen. Doch deze functionele en voorlopige modificaties of transmutaties van de goddelijke kracht doen in geen enkel opzicht iets af aan de waarheid van de verklaring dat alle Paradijskracht-energie onder de uiteindelijke controle staat van een persoonlijke God die zetelt in het centrum van alle dingen.

1. PARADIJSKRACHTEN EN -ENERGIEËN

      De grondslag van het universum is materieel, maar de essentie van het leven is geest. De Vader der geesten is ook de stamvader van universa; de eeuwige Vader van de Oorspronkelijke Zoon is ook de eeuwigheidsbron van het oorspronkelijke patroon, het Paradijs-Eiland.

      Materie, energie – want dit zijn slechts verschillende manifestaties van dezelfde kosmische werkelijkheid – is als universum-verschijnsel inherent in de Universele Vader: ‘In Hem bestaan alle dingen.’ Materie lijkt misschien inherente energie te vertonen en blijk te geven van onafhankelijke krachten, maar de zwaartekrachtlijnen die verwikkeld zijn in de energieën welke in al deze fysische verschijnselen zijn betrokken, zijn afkomstig van het Paradijs en zijn daarvan afhankelijk. Het ultimaton, de eerste meetbare vorm van energie, heeft het Paradijs tot kern.

      Ingeschapen in de materie en aanwezig in de universele ruimte bestaat er een vorm van energie die op Urantia onbekend is. Wanneer deze eindelijk zal zijn ontdekt, dan zullen de natuurkundigen het gevoel hebben dat zij het geheim van de materie hebben opgelost, althans bijna. En inderdaad zullen zij één stap nader zijn gekomen tot de Schepper, inderdaad zullen zij zich nog een fase van de goddelijke techniek eigen hebben gemaakt; maar God zullen zij in geen enkel opzicht hebben gevonden en evenmin zullen zij het bestaan van materie of de werking van natuurwetten hebben bewezen die los staan van de kosmische techniek van het Paradijs en van de bedoeling van de Universele Vader die de drijfveer is van alles.

      Na nog grotere vooruitgang en nog meer ontdekkingen, wanneer Urantia onmetelijk ver gevorderd zal zijn vergeleken met de huidige staat van kennis, en ook als ge de energetische omwentelingen van de elektrische eenheden van de materie zodanig leert beheersen dat ge hun fysische manifestaties kunt modificeren – zelfs na al zulke mogelijke vooruitgang zullen wetenschapsmensen toch nooit het vermogen hebben om ook maar één atoom materie te scheppen of één flits energie te doen ontstaan, of aan materie ooit datgene toe te voegen wat wij leven noemen.

      De schepping van energie en de schenking van leven zijn prerogatieven van de Universele Vader en van de Schepper-persoonlijkheden die zijn deelgenoten zijn. De rivier van energie en leven is een ononderbroken uitvloeiing uit de Godheden, de universele, verenigde stroom van Paradijskracht die in de gehele ruimte uitgaat. Deze goddelijke energie doordringt de gehele schepping. De Paradijs-krachtorganisatoren geven de aanzet tot die veranderingen en brengen die modificaties in de ruimtekracht tot stand, die resulteren in energie; de krachtdirigenten zetten energie om in materie, en zo worden de materiële werelden geboren. De Levendragers brengen in de dode materie de processen op gang die wij leven, materieel leven, noemen. De Morontia-Krachtsupervisoren functioneren eveneens in alle overgangsgebieden tussen de materiële en de geestelijke werelden. De hogere Scheppers van geest initiëren soortgelijke processen in goddelijke vormen van energie, en daaruit komen de hogere geestelijke vormen van intelligent leven voort.

      Energie gaat uit van het Paradijs, en is gevormd naar de goddelijke orde. Energie – pure energie – heeft deel aan de natuur van de goddelijke organisatie: zij is gevormd naar de gelijkenis van de drie Goden die elkaar in één omhelzen, en functioneren op het hoofdkwartier van het universum van universa. Alle Paradijs-kracht is dan ook in Paradijs-circuits opgenomen, zij komt van Hen die tegenwoordig zijn op het Paradijs en keert ook tot Hen terug; in wezen is zij een manifestatie van de niet-veroorzaakte Oorzaak – de Universele Vader, en zonder de Vader zou niets bestaan dat bestaat.

      Paradijskracht die afkomstig is van de zelf-existente Godheid is in zichzelf immer existent. Paradijskracht-energie is onvergankelijk, onvernietigbaar; deze manifestaties van de Oneindige zijn weliswaar onderhevig aan onbeperkte transmutatie, eindeloze transformatie en eeuwige metamorfose, maar zij kunnen in geen enkel opzicht en in geen enkele graad, zelfs niet in de kleinst voorstelbare mate, uitsterven en zullen dit ook nimmer doen. Hoewel energie aan de Oneindige ontspringt, is zij echter niet in oneindige mate manifest: er zijn buitenste grenzen aan het meester-universum zoals het thans is ontworpen.

      Energie is eeuwig, maar niet oneindig: zij reageert immer op de alles omvattende greep der Oneindigheid. Paradijskracht en energie gaan altijd door: omdat ze van het Paradijs zijn uitgegaan, moeten ze daarheen terugkeren zelfs al zijn er vele eeuwen nodig om het voorbeschikte circuit te doorlopen. Wat ontsprongen is aan de Paradijs-Godheid kan alleen het Paradijs als einddoel hebben, of de Godheid als bestemming.

      Dit alles nu bevestigt ons geloof dat het universum van universa cirkelvormig, enigszins beperkt, maar ordelijk en wijdverbreid is. Indien dit niet zo zou zijn, dan zou er op enig punt, vroeg of laat, een blijk van energie-uitputting optreden. Alle wetten, organisaties, het bestuur, en het getuigenis van ontdekkingsreizigers in het universum – alles wijst op het bestaan van een oneindige God en van een universum dat vooralsnog eindig is, een cirkelvormigheid van eindeloos bestaan, vrijwel grenzeloos, maar niettemin eindig in contrast met de oneindigheid.

2. UNIVERSELE NIET-GEESTELIJKE ENERGIESYSTEMEN

(FYSISCHE ENERGIEËN)

      Het is ontegenzeggelijk moeilijk om in de Engelse [Nederlandse] taal de juiste woorden te vinden om de verschillende niveaus van Paradijskracht en energie – fysische, mentale, en geestelijke – aan te duiden en te beschrijven. In deze verhandelingen kunnen wij uw algemeen aanvaarde definities van Paradijskracht, energie en kracht niet in alle opzichten volgen. Er heerst bij u zo’n armoede van taal, dat we deze termen in meervoudige betekenissen moeten gebruiken. In deze verhandeling wordt het woord energiebijvoorbeeld gebruikt om alle fasen en vormen van waarneembare beweging, actie en potentiaal aan te duiden, terwijl Paradijskracht wordt gehanteerd als aanduiding van de stadia van energie vóór de zwaartekracht, en kracht voor stadia nà de zwaartekracht.

      Ik zal echter trachten de begripsverwarring te verminderen en stel u voor de volgende indeling van kosmische Paradijskracht, wordende energie en universum-kracht – fysische energie – als wenselijk over te nemen:

      1. Ruimtepotentie. Dit is de onbetwistbare presentie in de vrije ruimte van het Ongekwalificeerd Absolute. In ruimere zin impliceert dit begrip het Paradijskracht-ruimtepotentiaal van het universum dat inherent is in de functionele totaliteit van het Ongekwalificeerd Absolute, terwijl het in engere zin de totaliteit inhoudt van de kosmische werkelijkheid – de universa – die als eeuwigheid is geëmaneerd uit het Paradijs-Eiland, dat zonder begin, zonder einde, zonder beweging en zonder verandering bestaat.

      De verschijnselen die ingeschapen zijn in de onderzijde van het Paradijs omvatten vermoedelijk drie zones van absolute Paradijskracht-presentie en -werking: de steunpunt zone van het Ongekwalificeerd Absolute, de zone van het Paradijs-Eiland zelf, en de tussenliggende zone van bepaalde niet-geïdentificeerde egaliserende en compenserende factoren of functies. Deze drievoudig concentrische zones zijn het centrum van de Paradijs-cyclus der kosmische werkelijkheid.

      De ruimtepotentie is een vóórwerkelijkheid; zij is het domein van het Ongekwalificeerd Absolute en reageert alleen op de persoonlijke greep van de Universele Vader, ondanks het feit dat zij vatbaar lijkt voor modificatie door de tegenwoordigheid van de Primaire Meester-Krachtorganisatoren.

      Op Uversa wordt de ruimtepotentie absoluta genoemd.

      2. Primordiale Paradijskracht. Deze vertegenwoordigt de eerste fundamentele verandering in de ruimtepotentie en is wellicht een van de functies van het Ongekwalificeerd Absolute aan de onderzijde van het Paradijs. Wij weten dat de ruimte-presentie die van de onderzijde van het Paradijs uitgaat, een bepaalde modificatie is van hetgeen naar binnen komt. Maar ongeacht zulke mogelijke verbanden, is de openlijk erkende transmutatie van ruimtepotentie tot primordiale Paradijskracht de primaire differentiërende functie van de spanning-aanwezigheid der levende Paradijskrachtorganisatoren.

      Passieve en potentiële Paradijskracht wordt actief en primordiaal in respons op de weerstand die wordt verschaft door de ruimte-tegenwoordigheid van de Primaire Geresulteerde Meester-Krachtorganisatoren. Paradijskracht treedt nu uit het exclusieve domein van het Ongekwalificeerd Absolute tevoorschijn tot in de gebieden van meervoudige respons – respons op bepaalde primaire bewegingen, op gang gebracht door de God van Actie, en daarna op bepaalde compenserende bewegingen die van het Universeel Absolute uitgaan. Primordiale Paradijskracht is klaarblijkelijk reactief op transcendentale veroorzaking al naargelang de absoluutheid.

      Primordiale Paradijskracht wordt soms aangeduid als pure energie; op Uversa noemen wij haar segregata.

      3. Wordende energieën. De passieve tegenwoordigheid van de primaire krachtorganisatoren is voldoende om het ruimtepotentiaal te transformeren tot primordiale Paradijskracht, en op zulk een geactiveerd ruimteveld beginnen deze zelfde krachtorganisatoren nu hun eerste actieve werkzaamheden. Primordiale Paradijskracht moet door twee afzonderlijke fasen van transmutatie in de gebieden van energie-manifestatie heen, alvorens als universum-kracht tevoorschijn te kunnen komen. Deze twee niveaus van wordende energie zijn:

      a. Machtige Energie. Dit is de krachtig-directieve, uit massale beweging voortkomende energie die een machtige spanning heeft en krachtdadig kan reageren – gigantische energiesystemen in beweging gezet door de activiteiten van de primaire krachtorganisatoren. Deze primaire of machtige energie is aanvankelijk niet duidelijk responsief op de aantrekkingskracht van het Paradijs, ofschoon zij waarschijnlijk wel een aggregaat-massale of ruimte-gerichte respons oplevert op de collectieve groep der absolute invloeden die werkzaam zijn vanuit de onderzijde van het Paradijs. Wanneer energie zover aan de dag treedt dat zij responsief begint te worden op de circulaire absolute zwaartekrachtsgreep van het Paradijs, maken de primaire krachtorganisatoren plaats voor hun secundaire partners, die vervolgens gaan functioneren.

      b. Zwaartekracht-energie. De nu verschijnende energie die responsief is op de zwaartekracht, draagt het potentieel van universum-kracht in zich en wordt de actieve stamvader van alle materie in het universum. Deze secundaire of zwaartekracht-energie is het produkt van de verdere ontwikkeling van de energie die het resultaat is van de druk-aanwezigheid van de Geassocieerde Transcendentale Meester-Krachtorganisatoren en van de spanningrichtingen die dezen instellen. In respons op het werk van deze Paradijskrachtbewerkers, gaat ruimte-energie snel over van het machtige tot het zwaartekracht-stadium, waardoor zij direct responsief wordt op de circulaire greep van de (absolute) zwaartekracht van het Paradijs, terwijl zich ook een zeker vermogen tot gevoeligheid openbaart voor de aantrekking van de lineaire zwaartekracht die inherent is aan de materiële massa van de elektronische en post-elektronische stadia van energie en materie, die dan spoedig verschijnen. Wanneer de respons op de zwaartekracht is verschenen, kunnen de Geassocieerde Meester-Krachtorganisatoren zich terugtrekken uit de cyclonen van energie in de ruimte, mits de Universum-Krachtdirigenten kunnen worden aangesteld op dit werkterrein.

      Wij weten helemaal niet zeker wat de precieze oorzaken zijn van de vroege stadia van de evolutie van Paradijskracht, maar wij herkennen de intelligente werking van de Ultieme op beide niveaus van de manifestatie van wordende energie. Op Uversa worden machtige en zwaartekracht-energieën, wanneer zij samen worden beschouwd, aangeduid als ultimata.

      4. Universum-kracht. Ruimte-Paradijskracht is veranderd in ruimte-energie en vandaar in de energie die door zwaartekracht wordt beheerst. Aldus is de fysische energie zo rijp gemaakt, dat zij in kanalen van kracht kan worden geleid en dienstbaar kan worden gemaakt aan de veelsoortige doelstellingen van de Scheppers van het universum. Dit werk wordt voortgezet door veelzijdige dirigenten, centra en controleurs van de fysische energie in het grootuniversum – de georganiseerde en bewoonde scheppingen. Deze Universum-Krachtdirigenten nemen de min of meer volledige controle op zich over eenentwintig van de dertig fasen van energie die het huidige energiesysteem van de zeven superuniversa vormen. Dit domein van kracht-energie-materie is het gebied van de intelligente werkzaamheden van de Zevenvoudige, die functioneert onder de albeheersing in tijd en ruimte van de Allerhoogste.

      Op Uversa betitelen wij het gebied van de universum-kracht gravita.

      5. Havona-energie. Dit relaas heeft in zijn opzet de lijn gevolgd naar het Paradijs, want het volgt de transmuterende ruimte-Paradijskracht niveau na niveau, tot waar de energie-kracht van de universa in tijd en ruimte actief is. Wanneer wij de lijn naar het Paradijs verder voortzetten, treffen wij vervolgens een preëxistente fase van energie aan, die kenmerkend is voor het centrale universum. Hier lijkt de evolutionaire cyclus om te draaien: energie-kracht lijkt nu weer Paradijskracht te worden, maar nu Paradijskracht die van geheel andere aard is dan ruimtepotentie en primordiale kracht. Havona-energiesystemen zijn niet tweeledig, maar drieënig. Dit is het existentiële energiedomein van de Vereend Handelende Geest, functionerend namens de Paradijs-Triniteit.

      Op Uversa staan deze energieën van Havona bekend als triata.

      6. Transcendentale energie. Dit energiesysteem opereert op en vanuit het bovenste niveau van het Paradijs en wel uitsluitend in verband met de absoniete volkeren. Op Uversa wordt het tranosta genoemd.

      7. Monota. Energie is nauw verwant aan goddelijkheid wanneer het Paradijs-energie is. Wij zijn geneigd te geloven dat monota de levende, niet-geest energie van het Paradijs is – een eeuwigheidscomplement van de levende geest-energie van de Oorspronkelijke Zoon – en om deze reden het niet-geestelijke energiesysteem van de Universele Vader.

      Wij kunnen de natuur van Paradijs-geest niet onderscheiden van Paradijs-monota; ogenschijnlijk zijn zij gelijk. Ze hebben verschillende namen, maar wij kunnen u niet veel meedelen over een realiteit waarvan de geestelijke en niet-geestelijke manifestaties zich slechts in naam van elkaar onderscheiden.

      Wij weten dat eindige schepselen de ervaring van het vereren van de Universele Vader kunnen bereiken door het dienstbetoon van God de Zevenvoudige en de Gedachtenrichters, maar wij betwijfelen of enige subabsolute persoonlijkheid, zelfs een krachtdirigent, de oneindigheid der energie van de Eerste Grote Bron en Centrum kan begrijpen. Eén ding is zeker: indien de krachtdirigenten al bedreven zijn in de techniek van de metamorfose van ruimte-Paradijskracht, maken zij dit geheim niet aan de rest van ons bekend. Ik ben van mening dat zij de functie van de krachtorganisatoren niet geheel begrijpen.

      Deze krachtdirigenten zijn zelf energiekatalysatoren; dat wil zeggen dat zij door hun tegenwoordigheid bewerkstelligen dat energie segmenteert, zich organiseert of zich in formaties van eenheden samenvoegt. Dit alles houdt in dat er iets inherent moet zijn in energie, waardoor zij in de tegenwoordigheid van deze kracht-entiteiten zo gaat functioneren. De Melchizedeks van Nebadon duiden het verschijnsel van de transmutatie van kosmische Paradijskracht tot universum-kracht reeds lang aan als één van de zeven ‘oneindigheden van goddelijkheid.’ Wat dit punt aangaat, zult ge tijdens de opklimming in uw plaatselijk universum niet verder komen.

      Ondanks ons onvermogen om de oorsprong, natuur en transmutaties van kosmische Paradijskracht volledig te begrijpen, zijn wij wel geheel op de hoogte van alle fasen van het gedrag der wordende energie sinds de tijden dat zij direct en onmiskenbaar ging reageren op de werking van de zwaartekracht van het Paradijs – ongeveer toen de krachtdirigenten van de superuniversa begonnen te functioneren.

3. DE KLASSIFICATIE VAN MATERIE

      In alle universa, met uitzondering van het centrale universum, is materie identiek. Materie in haar fysische eigenschappen is afhankelijk van de omwentelingssnelheden van haar samenstellende onderdelen, het aantal en de grootte van de omwentelende onderdelen, hun afstand tot het nucleaire lichaam, ofwel de ruimte-inhoud van materie, alsook van de aanwezigheid van bepaalde krachten die op Urantia nog niet zijn ontdekt.

      In de gevarieerde zonnen, planeten en ruimtelichamen bestaan er tien grote onderafdelingen van materie:

      1. ultimatonische materie – de primaire fysische eenheden van het materiële bestaan, de energiedeeltjes die zich tot elektronen vormen;

      2. subelektronische materie – de explosieve en afstotende fase van de solaire supergassen;

      3. elektronische materie – de elektrische fase van de materiële differentiatie – elektronen, protonen en verscheidene andere eenheden die een rol spelen in de gevarieerde samenstelling van de elektronische groeperingen;

      4. subatomaire materie – materie die op ruime schaal in het binnenste van de hete zonnen bestaat;

      5. verbrijzelde atomen – te vinden in de afkoelende zonnen en overal in de ruimte;

      6. geïoniseerde materie – individuele atomen ontdaan van hun buitenste (chemisch actieve) elektronen door elektrische, thermische of röntgen-activiteiten, en door solvents;

      7. atomaire materie – de chemische fase van de organisatie der elementen, de samenstellende eenheden van moleculaire ofwel zichtbare materie;

      8. de moleculaire fase van de materie – materie zoals deze op Urantia bestaat in een toestand van betrekkelijk stabiele materialisatie onder normale omstandigheden;

      9. radioactieve materie – de desorganiserende tendens en activiteit van de zwaardere elementen onder omstandigheden van matige verhitting en verminderde zwaartekrachtdruk;

      10. ineengestorte materie – de betrekkelijk stationaire materie die wordt aangetroffen in het binnenste van de koude ofwel dode zonnen. Deze vorm van materie is niet werkelijk stationair; er is nog steeds enige ultimatonische en zelfs elektronische activiteit, maar deze eenheden liggen hier zeer dicht opeen en hun omwentelingssnelheden zijn sterk vertraagd.

      De bovenstaande klassificatie van de materie slaat veeleer op haar organisatie dan op de vormen waarin zij zich aan geschapen wezens voordoet. Deze indeling houdt evenmin rekening met energie in de fasen voordat zij aan de dag treedt, noch met de eeuwige materialisaties op het Paradijs en in het centrale universum.

4. TRANSMUTATIES VAN ENERGIE EN MATERIE

      Naar oorsprong, natuur en bestemming zijn licht, hitte, elektriciteit, magnetisme, chemische acitiviteit, energie en materie één en hetzelfde, evenals andere materiële feitelijkheden die op Urantia nog niet zijn ontdekt.

      De welhaast eindeloze veranderingen waaraan fysische energie onderworpen kan zijn, begrijpen wij niet ten volle. In het ene universum verschijnt zij als licht, in een volgend als licht plus hitte, en in weer een ander als vormen van energie die op Urantia onbekend zijn; na ontelbare miljoenen jaren kan zij weer verschijnen als een vorm van rusteloze, opbruisende elektrische energie of magnetische kracht, en nog later kan zij in een volgend universum weer verschijnen als een vorm van veranderlijke materie die een reeks metamorfosen doorloopt, om daarna in fysische vorm ogenschijnlijk in een of ander groot kataklysme van uw gebieden te verdwijnen. En na talloze tijdperken en welhaast eindeloze zwerftochten door ontelbare universa, kan deze zelfde energie vervolgens opnieuw opduiken en vele malen van vorm en potentiaal veranderen; en zo gaan deze transformaties gedurende opeenvolgende tijdperken en door ontelbare gebieden maar door. Zo ijlt de materie voort; zij ondergaat de transmutaties in de tijd maar blijft steeds getrouw voortwentelen in de cirkelgang der eeuwigheid; zelfs wanneer materie lang weerhouden wordt van de terugkeer naar haar bron, blijft zij daar immer responsief op; zij gaat altijd voort op de weg die verordineerd is door de Oneindige Persoonlijkheid die haar heeft uitgezonden.

      De krachtcentra en hun medewerkers zijn sterk betrokken bij het werk van het transmuteren van het ultimaton naar de circuits en omwentelingen van het elektron. Deze unieke wezens beheersen kracht en stellen deze samen door hun bekwame manipulatie van de fundamentele eenheden der gematerialiseerde energie, de ultimatonen. Zij zijn meesters van de energie zoals deze in deze primitieve staat circuleert. In verbinding met de fysische controleurs kunnen zij energie beheersen en richten, zelfs wanneer deze is getransmuteerd naar het elektrische niveau, de zogenaamde elektronische fase. Hun actieradius wordt echter enorm ingeperkt wanneer elektronisch georganiseerde energie mee gaat wentelen in de wervelingen van de atomaire systemen. Na zulk een materialisatie komen deze energieën volledig in de greep van de aantrekking der lineaire zwaartekracht.

      De zwaartekracht werkt positief in op de krachtbanen en energiekanalen van de krachtcentra en de fysische controleurs, maar deze wezens hebben alleen een negatieve relatie tot de zwaartekracht – de uitoefening van hun eigenschappen van anti-zwaartekracht.

      In de gehele ruimte zijn koude en andere invloeden werkzaam die ultimatonen op scheppende wijze tot elektronen organiseren. Hitte is de graadmeter van elektronische activiteit, terwijl koude slechts de afwezigheid van hitte betekent – de relatieve rusttoestand van energie – de toestand van de universele Paradijskrachtlading der ruimte, indien daar geen wordende energie of georganiseerde materie aanwezig zou zijn en op de zwaartekracht zou reageren.

      De aanwezigheid en werking der zwaartekracht is wat het optreden van het theoretische absolute nulpunt verhindert, want de interstellaire ruimte heeft niet het absolute nulpunt als temperatuur. In de gehele georganiseerde ruimte zijn er op de zwaartekracht reagerende energiestromingen, krachtcircuits en ultimatonische activiteiten, alsook zich organiserende elektronische energieën. Praktisch gesproken is de ruimte niet leeg. Zelfs de atmosfeer van Urantia wordt in toenemende mate ijler, tot zij op de hoogte van ongeveer vijfduizend kilometer geleidelijk begint over te gaan tot het gemiddelde van de ruimte-materie in deze sectie van het universum. In Nebadon zou de ruimte waarvan bekend is dat zij het ledige het meest nabijkomt per 16,39 kubieke centimeter ongeveer honderd ultimatonen opleveren – het equivalent van één elektron. Een zodanige schaarste aan materie wordt als praktisch lege ruimte beschouwd.

      In de gebieden van de evolutie van energie en materie is de invloed van temperatuur – hitte en koude – de belangrijkste na die van de zwaartekracht. Ultimatonen voegen zich gewillig naar extreme temperaturen. Lage temperaturen zijn gunstig voor bepaalde vormen van elektronische constructie en atomaire samenstelling, terwijl hoge temperaturen allerlei soorten atomaire afbraak en materiële desintegratie bevorderen.

      Op de meest primitieve na, kunnen alle materiële verbindingen worden afgebroken wanneer zij worden blootgesteld aan de hitte en druk van bepaalde toestanden in het inwendige van zonnen. Zo kan hitte de stabiliteit van de zwaartekracht grotendeels overwinnen. Maar er is geen graad van solaire hitte of druk bekend die ultimatonen weer kan omzetten in machtige energie.

      De laaiende zonnen kunnen materie transformeren tot verschillende vormen van energie, maar de donkere werelden en de gehele buiten-ruimte kunnen elektronische en ultimatonische activiteit zozeer vertragen, dat deze energieën worden omgezet in de materie van de betrokken gebieden. Zowel bepaalde elektronische verbindingen van hechte aard, als vele fundamentele verbindingen der nucleaire materie, worden gevormd bij de buitensporig lage temperaturen van de open ruimte, en groeien later aan doordat zij verbindingen aangaan met grotere aanwassen van materialiserende energie.

      Bij deze nimmer eindigende metamorfose van energie en materie, moeten wij steeds rekening houden met de invloed van de zwaartekrachtdruk en met het anti-zwaartekracht-gedrag van de ultimatonische energieën onder bepaalde voorwaarden van temperatuur, snelheid en rotatie. Temperatuur, energiestromingen, afstand en de tegenwoordigheid van de levende krachtorganisatoren en de krachtdirigenten zijn eveneens van invloed op alle transmutatie-verschijnselen van energie en materie.

      De toename van de massa van materie is gelijk aan de toename van energie, gedeeld door het kwadraat van de lichtsnelheid. In dynamische zin is de hoeveelheid arbeid die materie in rust kan verrichten gelijk aan de energie die het heeft gekost om haar samenstellende delen vanuit het Paradijs bijeen te brengen, minus de weerstand van de krachten die tijdens de overtocht zijn overwonnen en de aantrekkingskracht die de delen van de materie op elkaar uitoefenen.

      Het bestaan van preëlectronische vormen van materie wordt aangetoond door de twee atoomgewichten van lood. Het lood van de oorspronkelijke formatie weegt iets meer dan het lood dat wordt geproduceerd door het uiteenvallen van uranium via radium-emissies; dit verschil in atoomgewicht vertegenwoordigt het werkelijke verlies aan energie bij het verval van het atoom.

      De betrekkelijke onaantastbaarheid van materie wordt gewaarborgd door het feit dat energie alleen kan worden geabsorbeerd of afgegeven in de exacte hoeveelheden die door wetenschapsmensen op Urantia quanta worden genoemd. Deze wijze voorziening in de gebieden der materie dient om de universa als goedlopende ondernemingen in stand te houden.

      De hoeveelheid energie die wordt opgenomen of afgegeven wanneer elektronen of andere deeltjes van positie verspringen is altijd een ‘quantum’ of een meervoud daarvan, maar het trillings- of golfgedrag van deze energie-eenheden wordt geheel bepaald door de dimensies van de betreffende materiële structuren. Deze golfachtige energierimpelingen hebben 860 maal de diameter van de ultimatonen, elektronen, atomen of andere eenheden die zich zo gedragen. De altijddurende verwarring die gepaard gaat met de observatie van de golfmechanica van het quantumgedrag, wordt veroorzaakt door de superpositie van energiegolven: twee toppen kunnen zich verenigen en een piek van dubbele hoogte vormen, terwijl een top en een dal zich ook kunnen verenigen en elkaar zo wederzijds opheffen.

5. GOLF-ENERGIE-MANIFESTATIES

      Er bestaan in het superuniversum Orvonton honderd octaven van golf-energie. Van deze honderd groepen energiemanifestaties worden er op Urantia vierenzestig geheel of gedeeltelijk onderkend. De zonnestralen vormen samen vier octaven in de scala van het superuniversum, waarbij de zichtbare stralen één enkel octaaf omvatten, nummer zesenveertig in deze serie. De ultraviolette groep volgt daarna, terwijl de röntgenstralen zich tien octaven hoger bevinden, gevolgd door de gammastralen van radium. Tweeëndertig octaven boven het zichtbare licht van de zon bevindt zich de energiestraling van de buiten-ruimte die dikwijls is vermengd met de hun begeleidende minieme materiedeeltjes met zeer hoge energielading. Onder het zichtbare zonlicht verschijnen eerst de infrarode stralen en dertig octaven daaronder bevindt zich de groep die geschikt is voor radiotransmissie.

      Golfachtige energiemanifestaties kunnen – vanuit het standpunt van de twintigste eeuwse wetenschappelijke inzichten op Urantia – in de volgende tien groepen worden ondergebracht:

      1. Infra-ultimatonische straling – de omwentelingen van de ultimatonen in het grensgebied waar zij beginnen duidelijke vorm aan te nemen. Dit is de eerste fase van wordende energie waarin golfachtige verschijnselen kunnen worden waargenomen en gemeten.

      2. Ultimatonische straling. De samenvoeging van energie tot de uiterst kleine bolletjes der ultimatonen veroorzaakt trillingen in de inhoud van de ruimte, die waarneembaar en meetbaar zijn. Lang voordat uw natuurkundigen het ultimaton ontdekken, zullen zij ongetwijfeld de verschijnselen van deze stralen ontdekken, die in buien op Urantia neerkomen. Deze korte, krachtige stralen vormen het begin van de activiteit van de ultimatonen wanneer zij worden vertraagd tot het punt waar zij gaan meelopen in de elektronische organisatie der materie. Wanneer de ultimatonen zich tot elektronen verenigen, treedt er condensatie op, met daaruit voortvloeiend een opslaan van energie.

      3. De korte ruimtestraling. Dit zijn de kortste van alle zuiver elektronische trillingen, en zij vertegenwoordigen het pre-atomaire stadium van deze vorm van materie. Er zijn buitengewoon hoge of buitengewoon lage temperaturen vereist om deze straling voort te brengen. Deze ruimtestraling komt in twee soorten voor: de ene gaat gepaard met de geboorte van atomen en de andere geeft aan dat er ontwrichting van atomen heeft plaatsgevonden. De grootste hoeveelheden van deze stralen gaan uit van het vlak met de grootste dichtheid in het superuniversum, de Melkweg, die ook het dichtste vlak van de buitenste universa is.

      4. De elektronische fase. Dit energiestadium is de basis van alle materialisatie in de zeven superuniversa. Wanneer elektronen overspringen van hogere tot lagere energieniveaus van orbitale omwenteling, worden er altijd quanta afgegeven. Het orbitale verspringen van elektronen resulteert altijd in de uitstoting of absorptie van duidelijk afgebakende, uniforme, meetbare deeltjes lichtenergie, terwijl het individuele elektron ook altijd een lichtenergie-deeltje afgeeft wanneer het een botsing ondergaat. Golfachtige energieverschijnselen gaan ook gepaard met het gedrag van de positieve lichamen en de andere deeltjes van de elektronische fase.

      5. Gammastraling – de emanaties die kenmerkend zijn voor het spontane uiteenvallen van atomaire materie. De beste illustratie van deze vorm van elektronische activiteit wordt aangetroffen in de begeleidende verschijnselen bij de desintegratie van radium.

      6. De groep van de röntgenstralen. De volgende stap in de vertraging van het elektron levert de verschillende vormen van solaire röntgenstralen op, evenals de kunstmatig opgewekte röntgenstralen. De elektronische lading schept een elektrisch veld; beweging veroorzaakt een elektrische stroom; de stroom brengt een magnetisch veld voort. Wanneer een elektron plotseling wordt tegengehouden, ontstaat er een elektro-magnetische commotie die de röntgenstraal produceert; de röntgenstraal is die verstoring. De solaire röntgenstralen zijn identiek aan die welke mechanisch worden opgewekt om het inwendige van het menselijk lichaam te onderzoeken, alleen zijn zij iets langer.

      7. De ultraviolette of chemische stralen van het zonlicht en degene die worden voortgebracht volgens verschillende mechanische methodes.

      8. Het witte licht – het volle, zichtbare licht van de zonnen.

      9. Infrarode stralen – de vertraging van elektronische activiteit nog iets dichter bij het stadium van waarneembare hitte.

      10. Hertzgolven – de energieën die op Urantia worden gebruikt voor radio-uitzendingen.

      Van al deze tien fasen van golfachtige energie-activiteit, kan het menselijk oog maar op één octaaf reageren, het volle licht van het gewone zonlicht.

      De zogenaamde ether is niet meer dan een verzamelnaam waarmee een groep Paradijskracht- en energie-activiteiten in de ruimte worden aangeduid. Ultimatonen, elektronen en andere massa-aggregaties van energie zijn uniforme materiedeeltjes, en hun doortocht door de ruimte verloopt werkelijk in rechte lijnen. Licht en alle andere vormen van herkenbare energie-manifestatie bestaan uit een opeenvolging van welgedefinieerde energiedeeltjes die zich in rechte lijnen voortbewegen, behalve voor zover ze door de zwaartekracht en andere interveniërende krachten worden gemodificeerd. Dat deze processies van energiedeeltjes zich voordoen als golfverschijnselen wanneer zij aan bepaalde soorten waarneming worden onderworpen, is te wijten aan de weerstand van de ongedifferentieerde Paradijskracht-deken in de gehele ruimte, de hypothetische ether, en eveneens aan de spanning van de onderlinge aantrekkingskracht van de geässocieerde aggregaties van materie. De spatiëring van de deeltjes-intervallen van materie, samen met de beginsnelheid van de energiebundels, zorgen voor het golfachtige optreden van vele vormen van energie-materie.

      De excitatie van de inhoud van de ruimte veroorzaakt een golfachtige reactie op de doorgang van snelbewegende materiedeeltjes, precies zoals er in water golven van wisselende amplitude en intervallen ontstaan wanneer er een schip doorheen gaat.

      Het gedrag van primordiale Paradijskracht veroorzaakt inderdaad verschijnselen die in vele opzichten analoog zijn aan de door u gepostuleerde ether. De ruimte is niet leeg: de hemellichamen in de gehele ruimte wervelen rond en plonzen voort in een enorme oceaan van uitgespreide kracht-energie, en de ruimte-inhoud van een atoom is evenmin leeg. Desalniettemin bestaat er geen ether, en juist de afwezigheid van deze hypothetische ether maakt het de bewoonde planeet mogelijk om te ontkomen aan een val in de zon, en het omwentelende elektron aan een val in de kern.

6. ULTIMATONEN, ELEKTRONEN EN ATOMEN

      Ofschoon de ruimtelading met universele Paradijskracht homogeen en ongedifferentieerd is, houdt de organisatie van geëvolueerde energie tot materie in dat de energie geconcentreerd wordt tot afzonderlijke massa’s van welomschreven dimensies en een vast gewicht – een nauwkeurige reactie op de zwaartekracht.

      Plaatselijke of lineaire zwaartekracht wordt operationeel wanneer de atomaire organisatie der materie verschijnt. Pre-atomaire materie wordt licht reactief op de zwaartekracht wanneer zij door röntgenstralen en andere soortgelijke energieën wordt geactiveerd, maar er wordt geen meetbare lineaire zwaartekrachtaantrekking uitgeoefend op vrije, niet-gebonden en ongeladen elektronische energiedeeltjes, of op niet-gebonden ultimatonen.

      Ultimatonen functioneren door onderlinge aantrekking, want zij reageren alleen op de circulaire trekkracht van de Paradijs-zwaartekracht. Zonder reactie op de lineaire zwaartekracht worden zij aldus in de universele voortbeweging der ruimte vastgehouden. Ultimatonen kunnen hun omwentelingssnelheid versnellen tot het punt waar zij gedeeltelijk anti-zwaartekracht-gedrag vertonen, maar zonder krachtorganisatoren of krachtdirigenten kunnen zij niet de kritische ontsnappingssnelheid van deïndividuatie bereiken, ofwel terugkeren tot het stadium van machtige energie. In de natuur ontsnappen ultimatonen pas aan de status van fysisch bestaan wanneer zij deelnemen aan het terminale uiteenvallen van een afgekoelde, stervende zon.

      De op Urantia onbekende ultimatonen worden via vele fasen van fysische activiteit vertraagd, voordat zij de omwentelingsenergie bereiken die een voorwaarde is voor de organisatie van elektronen. Ultimatonen kennen drie soorten beweging: onderlinge weerstand tegen kosmische Paradijskracht, individuele omwentelingen van hun anti-zwaartekracht-potentiaal, en de intra-elektronische posities van de honderd ultimatonen die onderling met elkaar zijn verbonden.

      Onderlinge aantrekking houdt honderd ultimatonen bijeen wanneer er een elektron wordt gevormd; er zijn bovendien nooit meer of minder dan honderd ultimatonen in een typisch elektron. Het verlies van een of meer ultimatonen doet de typische elektronische identeit teniet, waardoor een van de tien gemodificeerde vormen van het elektron ontstaat.

      Ultimatonen beschrijven geen kringloop, noch wervelen zij rond in circuits binnen de elektronen, maar wel spreiden zij zich uit of vormen zij clusters overeenkomstig hun axiale omwentelingssnelheden, waardoor zij de differentiële elektronische dimensies bepalen. Deze zelfde ultimatonische snelheid van axiale omwenteling bepaalt eveneens de negatieve of positieve reacties van de verschillende typen elektronische eenheden. De gehele segregatie en samenvoeging van elektronische materie, evenals de elektrische differentiatie van negatieve en positieve deeltjes van energie-materie, is het gevolg van deze verschillende functies van de samenstellende interassociatie der ultimatonen.

      Elk atoom heeft een diameter van iets meer dan een kwart van 1/100.000.000 ste cm, terwijl een elektron iets meer weegt dan 1/2.000 ste deel van het kleinste atoom, waterstof. Hoewel het niet groter behoeft te zijn dan een negatief elektron, weegt het positieve proton, dat kenmerkend is voor de atoomkern, bijna tweeduizend maal zoveel.

      Indien de massa van de materie vergroot zou worden totdat een elektron de massa zou hebben van een tiende van een ounce [2,83 gram], dan zou, indien de afmeting vervolgens proportioneel vergroot zou worden, het volume van zulk een elektron even groot worden als dat van de aarde. Indien het volume van een proton – achttienhonderd maal zo zwaar als een elektron – vergroot zou worden tot de omvang van een speldeknop, dan zou, in vergelijking, een speldeknop een diameter krijgen die gelijk zou zijn aan die van de omloop van de aarde om de zon.

7. ATOMAIRE MATERIE

      De structuur van alle materie is bij benadering die van het zonnestelsel. In het centrum van ieder minuscuul universum van energie bevindt zich een materieel kerndeel, dat een relatief stabiele en stationaire bestaan leidt. Deze centrale eenheid beschikt over een drievoudige mogelijkheid tot manifestatie. In eindeloze overvloed, maar in fluctuerende circuits, wervelen rond dit energiecentrum de energie-eenheden, die enigszins te vergelijken zijn met de planeten die rond de zon wentelen in een groep sterren zoals uw eigen zonnestelsel.

      Binnen het atoom hebben de elektronen bij hun rondwenteling rond het centrale proton ongeveer dezelfde relatieve hoeveelheid ruimte als de planeten ter beschikking staat bij hun omwenteling rond de zon in de ruimte van het zonnestelsel. Tussen de atoomkern en het binnenste elektronische circuit bestaat dezelfde relatieve afstand, vergeleken met de werkelijke omvang, als tussen de binnenste planeet Mercurius, en uw zon.

      Zowel de axiale rotaties als de omloopsnelheden van de elektronen rond de atoomkern, gaan het menselijk voorstellingsvermogen te boven, om maar te zwijgen van de snelheden van hun samenstellende ultimatonen. De positieve radiumdeeltjes vliegen de ruimte in met een snelheid van zestienduizend kilometer per seconde, terwijl de negatieve deeltjes een snelheid bereiken welke die van het licht benadert.

      De plaatselijke universa kennen een decimale constructie. Er bestaan precies honderd verschillende atomaire materialisaties van ruimte-energie in een tweevoudig universum; dit is de maximale organisatie van materie die in Nebadon mogelijk is. Deze honderd vormen van materie bestaan uit een regelmatige reeks waarin tussen één en honderd elektronen rond een centrale, betrekkelijk compacte kern wentelen. Uit deze ordelijke, betrouwbare samenwerking van verschillende energieën nu bestaat materie.

      Niet op iedere wereld zullen er honderd herkenbare elementen aan de oppervlakte zijn te vinden, maar ergens zijn ze aanwezig, aanwezig geweest, of bezig te evolueren. De omstandigheden bij de oorsprong en latere evolutie van een planeet bepalen hoeveel van de honderd typen atomen waarneembaar zullen zijn. Aan de oppervlakte van vele werelden worden de zwaardere atomen niet aangetroffen. Zelfs op Urantia vertonen de bekende zwaardere elementen een neiging om uit elkaar te vliegen, zoals wordt geïllustreerd door het gedrag van radium.

      De stabiliteit van het atoom hangt af van het aantal elektrisch inactieve neutronen in het centrale lichaam. Het chemische gedrag is geheel afhankelijk van de activiteit van de vrij omwentelende elektronen.

      In Orvonton is het nooit mogelijk geweest om op natuurlijke wijze meer dan honderd rondwentelende elektronen tot één atomair systeem samen te voegen. Wanneer er honderd en één kunstmatig in het orbitale veld werden gebracht, is het resultaat altijd geweest dat het centrale proton vrijwel ogenblikkelijk uiteenviel, en dat de elektronen en andere vrijgekomen energieën zich in het wilde weg verspreidden.

      Hoewel atomen tussen de één en honderd orbitale elektronen kunnen bevatten, wentelen alleen de tien buitenste elektronen van de grotere atomen als goed waarneembare, afzonderlijke deeltjes rond de centrale kern, waarbij zij intact en compact, exacte, duidelijk afgebakende banen volgen. De dertig elektronen die zich het dichtst bij het centrum bevinden, zijn moeilijk waarneembaar of bespeurbaar als separate, georganiseerde deeltjes. Dezelfde proportionele verhouding tussen het gedrag van de elektronen en hun nabijheid tot de kern geldt voor alle atomen, ongeacht het aantal elektronen dat zij bevatten. Hoe dichter bij de kern, hoe minder elektronische individualiteit. De golfachtige energie-uitbreiding van een elektron kan zover gaan, dat zij het geheel van de kleinere atomaire banen beslaat; dit geldt vooral voor de elektronen die zich het dichtst bij de atoomkern bevinden.

      De dertig binnenste orbitale elektronen hebben wel individualiteit, maar hun energiesystemen hebben de neiging zich te vermengen, aangezien zij van het ene elektron tot het volgende reiken, en vrijwel van baan tot baan. De volgende dertig elektronen vormen de tweede familie, of energiezone, en vertonen toenemende individualiteit: dit zijn lichamen van materie die een vollediger controle hebben over hun energiesystemen. De volgende dertig elektronen, de derde energiezone, zijn nog sterker geïndividualiseerd en bewegen zich in beter waarneembare en afgebakende banen. De laatste tien elektronen, alleen aanwezig in de tien zwaarste elementen, bezitten de waardigheid van onafhankelijkheid en zijn daarom in staat min of meer vrijelijk te ontsnappen aan de controle van de moederkern. Bij een minieme variatie in temperatuur en druk, gaan de leden van deze vierde, buitenste groep elektronen al ontsnappen aan de greep van de centrale kern, zoals wordt geïllustreerd door het spontane uiteenvallen van uranium en verwante elementen.

      De eerste zevenentwintig atomen, die één tot zevenentwintig orbitale elektronen bevatten, zijn gemakkelijker te volgen dan de rest. Vanaf de achtentwintigste ontmoeten we steeds meer de onvoorspelbaarheid van de veronderstelde aanwezigheid van het Ongekwalificeerd Absolute. Een gedeelte van deze elektronische onvoorspelbaarheid is echter te wijten aan differentiële axiale omwentelingssnelheden van ultimatonen en aan hun nog niet verklaarde neiging om ‘bij elkaar te kruipen.’ Er zijn ook andere invloeden van fysische, elektrische, magnetische en gravitationele aard die veranderlijk elektronisch gedrag veroorzaken. Wat hun voorspelbaarheid betreft, lijken atomen derhalve op personen. Statistici kunnen wel wetten vaststellen die voor grote aantallen atomen of mensen opgaan, maar niet voor een enkel individueel atoom of persoon.

8. ATOMAIRE COHESIE

      Terwijl de zwaartekracht één van meerdere factoren is die een rol spelen in het bijeenhouden van een minuscuul atomair energiesysteem, is er in en tussen deze fundamentele fysische eenheden ook een krachtige, onbekende energie aanwezig, het geheim van hun fundamentele constitutie en ultieme gedrag, een kracht die op Urantia nog ontdekt moet worden. Deze universele invloed doordringt alle ruimte die binnen deze minuscule energiestructuur besloten ligt.

      De inter-elektronische ruimte van een atoom is niet leeg. Overal in het atoom wordt deze inter-elektronische ruimte geactiveerd door golfachtige verschijnselen die volmaakt gesynchroniseerd zijn met de snelheid der elektronen en de omwentelingen van de ultimatonen. Deze kracht is niet geheel onderhevig aan de bij u bekende wetten van positieve en negatieve aantrekking en daarom is haar gedrag soms onvoorspelbaar. Deze naamloze invloed schijnt een ruimte-Paradijskracht-reactie te zijn van het Ongekwalificeerd Absolute.

      De geladen protonen en de niet-geladen neutronen van de atoomkern worden bijeengehouden door de complementaire functie van het mesotron, een materiedeeltje dat 180 maal zo zwaar is als het elektron. Als het niet zo was geregeld, zou de elektrische lading van de protonen de atoomkern doen uiteenvallen.

      Bij de opbouw van de atomen zouden noch elektrische noch gravitationele krachten de kern bijeen kunnen houden. De kern wordt intact gehouden door de reciproque cohesieve werking van het mesotron, dat in staat is om geladen en niet-geladen deeltjes bijeen te houden dankzij het grotere vermogen van zijn Paradijskracht-massa, en dankzij zijn bijkomende functie om protonen en neutronen voortdurend van plaats te doen wisselen. Het mesotron zorgt ervoor dat de elektrische lading van de kerndeeltjes onophoudelijk heen en weer wordt gegooid tussen protonen en neutronen. Eén oneindig klein deel van een seconde lang is een bepaald kerndeeltje een geladen proton en het volgende is het een neutron zonder lading. Deze wisselingen van energiestatus vinden zo ongelooflijk snel plaats, dat de elektrische lading geen enkele kans heeft om als een destructieve invloed te werken. Aldus functioneert het mesotron als een ‘energie-transporterend’ deeltje, dat een machtige bijdrage levert aan de stabiliteit van de atoomkern.

      De aanwezigheid en werking van het mesotron verklaart tevens een ander atomair raadsel. Wanneer atomen radio-actief optreden, geven zij veel meer energie af dan men zou verwachten. Deze overmaat aan straling wordt ontleend aan de afbraak van het ‘energie-transporterende’ mesotron, dat daardoor een gewoon elektron wordt. Het uiteenvallen van het mesotron gaat ook gepaard met de emissie van bepaalde kleine, niet-geladen deeltjes.

      Het mesotron verklaart bepaalde cohesieve eigenschappen van de atoomkernen, maar het geeft geen verklaring voor de cohesie van protonen onderling of voor de aantrekking van neutronen onderling. De paradoxale, sterke kracht van de cohesieve atomaire integriteit is een vorm van energie die tot nu toe op Urantia niet is ontdekt.

      Deze mesotronen worden in overvloed aangetroffen in de ruimtestraling waardoor uw planeet onophoudelijk wordt getroffen.

9. DE NATUURKUNDE

      Niet alleen de religie is dogmatisch – de natuurkunde heeft een even sterke neiging tot dogmatiseren. Toen een befaamd religieus leraar redeneerde dat het getal zeven een elementair gegeven in de natuur was omdat er zeven openingen zijn in het hoofd van de mens, zou hij een echt verschijnsel in de fysische wereld als bewijs voor dit geloof hebben kunnen aanvoeren, indien hij meer over chemie had geweten. In alle fysische universa in tijd en ruimte wordt er, ondanks de universele manifestatie van de decimale constitutie van energie, steeds concreet herinnerd aan de werkelijkheid van de zevenvoudige elektronische structuur van de prematerie.

      Het getal zeven is fundamenteel voor het centrale universum en het geestelijke systeem van inherente transmissies van karakter, maar het getal tien, het decimale systeem, is eigen aan energie, materie en de materiële schepping. Niettemin vertoont de atomaire wereld een bepaalde periodieke karakterisering, die zich in groepen van zeven herhaalt – een geboortevlek die deze materiële wereld draagt en die op haar vèrgelegen geestelijke oorsprong duidt.

      Het standhouden van deze zevenvoudigheid in de structuur der schepping manifesteert zich in de domeinen der chemie als een herhaling van gelijksoortige fysische en chemische eigenschappen in afzonderlijke perioden van zeven, wanneer de basiselementen naar hun atoomgewicht worden gerangschikt. Wanneer de chemische elementen van Urantia op deze wijze op een rij worden gezet, heeft iedere gegeven kwaliteit of eigenschap de neiging zich na zeven maal te herhalen. Deze periodieke verandering per zevental herhaalt zich in afnemende mate en met variaties door de hele chemische tabel heen, en is het duidelijkst waarneembaar in de eerste of lichte atomaire groepen. Wanneer ge van een willekeurig element uitgaat, en een bepaalde eigenschap daarvan hebt opgemerkt, zal deze kwaliteit bij zes volgende elementen veranderen, maar bij het achtste keert zij over het algemeen terug, dat wil zeggen, het achtste chemisch actieve element lijkt op het eerste, het negende op het tweede, en zo voort. Een dergelijk feit in de fysische wereld verwijst onmiskenbaar naar de zevenvoudige structuur van de oer-energie en duidt op de fundamentele werkelijkheid van de zevenvoudige diversiteit in de scheppingen in tijd en ruimte. Ge dient ook te bedenken dat er zeven kleuren zijn in het natuurlijke spectrum.

      Niet alle veronderstellingen van de natuurkunde zijn echter steekhoudend; zo is bijvoorbeeld de hypothetische ether een vindingrijke poging van de mens om eenheid te scheppen in zijn onwetendheid aangaande ruimteverschijnselen. Uw filosofie over het universum kan niet worden gebaseerd op de waarnemingen van de zogenaamde natuurwetenschap. Wetenschaps-mensen zouden, indien een dergelijke metamorfose niet gezien zou kunnen worden, geneigd zijn de mogelijkheid te ontkennen dat een vlinder zich uit een rups ontwikkelt.

      Er wordt alleen fysische stabiliteit samen met biologische elasticiteit in de natuur aangetroffen dankzij de welhaast oneindige wijsheid waarover de Meester-Architecten der schepping beschikken. Er is op zijn allerminst transcendente wijsheid nodig om eenheden van materie te ontwerpen die tegelijkertijd zo stabiel en zo efficiënt flexibel zijn.

10. UNIVERSELE NIET-GEESTELIJKE ENERGIESYSTEMEN

(MATERIËLE BEWUSTZIJNSSYSTEMEN)

      De eindeloze uitgestrektheid van de relatieve kosmische werkelijkheid, van de absoluutheid van Paradijs-monota tot de absoluutheid van de ruimtepotentie, wijst op bepaalde ontwikkelingen van betrekking binnen de niet-geestelijke werkelijkheden van de Eerste Centrale Bron – de werkelijkheden die verborgen liggen in de ruimtepotentie, geopenbaard worden in monota, en voorlopig worden onthuld op tussenliggende kosmische niveaus. Deze eeuwige energiecyclus, die zijn circuit heeft in de Vader der universa, is absoluut, en omdat zij absoluut is, is zij noch in feite, noch in waarde, vatbaar voor uitbreiding; niettemin verwerkelijkt de Primaire Vader in en uit zichzelf ook nu – als immer – in en door middel van een zich steeds uitbreidende arena van tijd-ruimte betekenissen en van betekenissen die tijd en ruimte te boven gaan, een arena van veranderende betrekkingen, waarbinnen energie-materie meer en meer wordt onderworpen aan de albeheersing van levende, goddelijke geest door de experiëntiële inspanning van levend, persoonlijk bewustzijn.

      De universele niet-geestelijke energieën worden in de levende systemen van niet-Schepper-bewustzijn opnieuw gecombineerd op verschillende niveaus, waarvan sommige als volgt kunnen worden beschreven:

      1. Bewustzijn dat voorafgaat aan het optreden van de Assistent-Bewustzijnsgeesten. Dit niveau van bewustzijn kent geen ervaring en wordt op de bewoonde werelden toegediend door de Meester-Fysische Controleurs. Dit is het mechanische bewustzijn, het niet-onderwijsbare verstand van de primitiefste vormen van materieel leven, maar het niet-onderwijsbare bewustzijn functioneert op vele niveaus naast dat van primitieve planetaire levensvormen.

      2. Vormen van bewustzijn van de Assistent-Bewustzijnsgeesten. Dit is het dienstbetoon van een Moeder-Geest van een plaatselijk universum, die via haar zeven assistent-bewustzijnsgeesten functioneert op het niveau van het materiële bewustzijn dat onderwijsbaar (niet-mechanisch) is. Op dit niveau ervaart het materiële bewustzijn: als submenselijk (dierlijk) intellect in de eerste vijf assistenten, als menselijk (moreel) intellect in de zeven assistenten, en als bovenmenselijk (middenwezen) intellect in de laatste twee assistenten.

      3. Vormen van evoluerend morontia-bewustzijn – het zich uitbreidende bewustzijn van evoluerende persoonlijkheden in hun loopbaan van opklimming in het plaatselijk universum. Dit is de schenking van de Moeder-Geest van het plaatselijk universum in samenwerkingsverband met de Schepper-Zoon. Dit niveau van bewustzijn impliceert de organisatie van een levensvoertuig van het morontia-type, een synthese van het materiële en het geestelijke, die tot stand wordt gebracht door de Morontia-Krachtsupervisoren van een plaatselijk universum. Morontia bewustzijn functioneert differentieel in reactie op de 570 niveaus van morontia-leven, en vertoont op de hogere niveaus die worden bereikt een toenemende capaciteit om verbindingen aan te gaan met het kosmische bewustzijn. Dit is de evolutionaire loopbaan van sterfelijke schepselen, maar bewustzijn van een niet-morontiale orde wordt door een Universum-Zoon en een Universum-Geest ook geschonken aan de niet-morontiale kinderen van de plaatselijke scheppingen.

      Het kosmische bewustzijn. Dit is het zevenvoudig gediversifieerde bewustzijn van tijd en ruimte, waarvan ieder van de Zeven Meester-Geesten één fase toedient aan één van de zeven superuniversa. Het kosmische bewustzijn omvat alle niveaus van het eindige bewustzijn, en werkt experiëntieel harmonieus samen met de evolutionaire-godheidsniveaus van het Allerhoogst Bewustzijn, en transcendentaal met de existentiële niveaus van het absolute bewustzijn – de directe circuits van de Vereend Handelende Geest.

      Op het Paradijs is bewustzijn absoluut, in Havona absoniet, in Orvonton eindig. Bewustzijn duidt altijd op de aanwezigheid-activiteit van levend dienstbetoon plus gevarieerde energiesystemen, en dit geldt voor alle niveaus en voor alle soorten bewustzijn. Maar voorbij het kosmische bewustzijn wordt het steeds moeilijker om de verbanden tussen bewustzijn en niet-geestelijke energie te beschrijven. Havona-bewustzijn is sub-absoluut maar boven-evolutionair; aangezien het existentieel-experiëntieel is, staat het dichter bij het absoniete dan iets anders dat u als denkbeeld is geopenbaard. Paradijs-bewustzijn gaat het menselijk begrip te boven; het is existentieel, niet-ruimtelijk en niet-tijdelijk. Niettemin worden al deze niveaus van bewustzijn gedomineerd door de universele tegenwoordigheid van de Vereend Handelende Geest – door de omvattende greep van de bewustzijnszwaartekracht van de God van bewustzijn op het Paradijs.

11. UNIVERSUM-MECHANISMEN

      Bij de evaluatie en onderkenning van bewustzijn dient ge te bedenken dat het universum noch mechanisch, noch magisch is: het is een schepping van bewustzijn en een mechanisme dat aan wetten is gebonden. Maar ofschoon de wetten der natuur in hun praktische toepassing gelden in wat de twee gebieden van het fysische en het geestelijke lijken te zijn, zijn deze in werkelijkheid één. De Eerste Bron en Centrum is de primaire oorzaak van alle materialisatie en tegelijkertijd de eerste, finale Vader van alle geesten. De Paradijs-Vader treedt in de universa buiten Havona persoonlijk alleen op als pure energie en pure geest – als de Gedachtenrichters en andere soortgelijke fragmentaties.

      De totale schepping wordt niet absoluut door mechanismen gedomineerd; het universum van universa is in toto door bewustzijn ontworpen en door bewustzijn gemaakt, en het wordt door bewustzijn bestuurd. Maar het goddelijke mechanisme van het universum van universa is al te volmaakt dan dat er door de wetenschappelijke methoden van het eindige bewustzijn van de mens ook maar een spoor van de dominantie van het oneindige bewustzijn in kan worden onderkend. Dit scheppende, besturende en instandhoudende bewustzijn is immers noch materieel bewustzijn noch schepsel-bewustzijn: het is geest-bewustzijn dat functioneert op en vanuit niveaus van de scheppers van de goddelijke werkelijkheid.

      Het vermogen om in universum-mechanismen bewustzijn te bespeuren is geheel afhankelijk van het vermogen, de reikwijdte en capaciteit van het onderzoekende verstand dat zich dergelijke waarnemingen tot taak heeft gesteld. Het bewustzijn in tijd en ruimte, voortgebracht uit de energieën van tijd en ruimte, is onderworpen aan de mechanismen van tijd en ruimte.

      Beweging en universum-gravitatie zijn tweeling-facetten van het onpersoonlijke tijd-ruimte-mechanisme van het universum van universa. De niveaus van geest-, bewustzijn- en materie-respons op zwaartekracht zijn geheel onafhankelijk van de tijd, maar alleen echte geest-niveaus van werkelijkheid zijn onafhankelijk van de ruimte (niet-ruimtelijk). De hogere bewustzijnsniveaus in het universum – de niveaus van geest-bewustzijn – kunnen eveneens niet-ruimtelijk zijn, maar de niveaus van het materiële bewustzijn, zoals het menselijke bewustzijn, zijn responsief op de wisselwerkingen van de universum-gravitatie en verliezen deze respons alleen naar de mate van hun identificatie met geest. Niveaus van geest-werkelijkheid zijn herkenbaar aan hun geest-inhoud, en geestelijkheid in tijd en ruimte wordt gemeten in omgekeerde evenredigheid met de respons op de lineaire zwaartekracht.

      De respons op de lineaire zwaartekracht is een kwantitatieve maat voor niet-geestelijke energie. Behalve voorzover beweging en bewustzijn erop inwerken, is alle massa – georganiseerde energie – onderworpen aan de greep van deze kracht. De lineaire zwaartekracht is de bindende kracht met kort bereik van de makrokosmos, ongeveer zoals de krachten van de intra-atomaire cohesie de krachten met kort bereik van de mikrokosmos zijn. Fysische gematerialiseerde energie, georganiseerd tot zogenoemde materie, kan de ruimte niet doorkruisen zonder dat de lineaire zwaartekracht-respons wordt beïnvloed. Hoewel deze zwaartekracht-respons recht evenredig is aan de massa, wordt zij door de tussenliggende ruimte zo gemodificeerd, dat wij het eindresultaat slechts ongeveer benaderen wanneer wij zeggen dat het omgekeerd evenredig is aan het kwadraat van de afstand. De ruimte overwint uiteindelijk de lineaire gravitatie, omdat in de ruimte de anti-zwaartekracht-invloeden van talrijke bovenmateriële krachten aanwezig zijn, die ervoor zorgen dat de werking van de zwaartekracht en alle reacties daarop, worden geneutraliseerd.

      Uiterst complexe en ogenschijnlijk zeer automatische kosmische mechanismen leiden er altijd toe dat de aanwezigheid van het veroorzakende of scheppende bewustzijn, dat erin woont, verborgen blijft voor alle soorten verstandelijke wezens die zeer ver beneden de universum-niveaus van de natuur en het vermogen van dit mechanisme zelve liggen. Het is daarom onvermijdelijk dat de hogere mechanismen van het universum, van bewustzijn verstoken lijken in de waarneming van de lagere orden van schepselen. De enige mogelijke uitzondering op deze gevolgtrekking zou de implicatie van bewustzijn zijn in het verbazingwekkende verschijnsel van een universum dat blijkbaar zichzelf in stand houdt – maar dit is veeleer een zaak van filosofie dan van daadwerkelijke ervaring.

      Omdat bewustzijn het universum coördineert, bestaat er geen onveranderlijkheid in mechanismen. Het verschijnsel van progressieve evolutie gecombineerd met kosmische zelfhandhaving is universeel. De evolutionaire capaciteit van het universum is onuitputtelijk in de oneindigheid van zijn spontaneïteit. Vooruitgang in de richting van harmonieuze eenheid, een groeiende experientiële synthese gesuperponeerd op een immer toenemende complexiteit van betrekkingen, kan alleen door een doelgericht, dominant bewustzijn worden verwezenlijkt.

      Hoe hoger het universum-bewustzijn dat met een bepaald verschijnsel in het universum is verbonden, des te moeilijker is het voor de lagere typen bewustzijn om het te ontdekken. Aangezien het bewustzijn van het universum-mechanisme scheppend geest-bewustzijn is (en wel het bewustzijn van de Oneindige), kan het nooit worden ontdekt of waargenomen door de lagere niveaus van bewustzijn in het universum, en nog veel minder door het allerlaagste bewustzijn, dat van de mens. Het zich ontwikkelende dierlijke bewustzijn is weliswaar van nature Godzoekend, maar alleen en uit zichzelf niet inherent Godkennend.

12. PATROON EN VORM – DE DOMINANTIE VAN BEWUSTZIJN

      De evolutie van mechanismen impliceert en duidt op de verborgen aanwezigheid en dominantie van scheppend bewustzijn. Het vermogen van het sterfelijke intellect om automatische mechanismen te bedenken, te ontwerpen en te scheppen, toont aan dat de superieure, creatieve en doelgerichte eigenschappen van het bewustzijn van de mens de dominerende invloed zijn op de planeet. Bewustzijn streeft altijd naar:

      1. de schepping van materiële mechanismen;

      2. het blootleggen van verborgen mysteries;

      3. het onderzoek van toestanden op verre afstand;

      4. het formuleren van mentale systemen;

      5. het bereiken van doeleinden van wijsheid;

      6. het bereiken van geest-niveaus;

      7. het tot stand brengen van goddelijke bestemmingen – allerhoogst, ultiem en absoluut.

      Bewustzijn is altijd creatief. Het bewustzijn dat wordt geschonken aan een individueel dier, een individuele sterveling of individueel morontia-wezen, van iemand die opklimt als geest of iemand die de volkomenheid heeft bereikt, is altijd competent om een lichaam voort te brengen dat passend en bruikbaar is voor de identiteit van dit levende schepsel. Maar het verschijnsel van de tegenwoordigheid van een persoonlijkheid, of het patroon van een identiteit, is als zodanig geen manifestatie van energie – fysische, mentale of geestelijke. De persoonlijkheidsgestalte is het patroon -aspect van een levend wezen; zij geeft de ordening van energieën te kennen, en samen met leven en beweging, is dit het mechanisme van het bestaan van een schepsel.

      Zelfs geest-wezens hebben een gestalte, en deze geest-gestalten (patronen) zijn werkelijk. Zelfs de hoogste typen geestelijke persoonlijkheden hebben een gestalte, een persoonlijkheidspresentie die in ieder opzicht analoog is aan het lichaam van stervelingen op Urantia. Vrijwel alle wezens die worden aangetroffen in de zeven superuniversa bezitten een gestalte. Er zijn echter enkele uitzonderingen op de algemene regel: Gedachtenrichters blijken geen gestalte te hebben tot na de fusie met de overlevende ziel van hun sterfelijke partners. Solitaire Boodschappers, Geïnspireerde Triniteitsgeesten, Persoonlijke Adjudanten van de Oneindige Geest, Zwaartekrachtboodschappers, Transcendentale Registrators en bepaalde andere wezens hebben evenmin een waarneembare gestalte. Maar deze wezens zijn typerend voor de weinigen die de uitzondering vormen; de grote meerderheid heeft een authentieke persoonlijkheidsgestalte, een vorm die kenmerkend is voor het individu, die herkenbaar is en persoonlijk te onderscheiden.

      Het samenwerkingsverband van het kosmische bewustzijn en het dienstbetoon van de assistent-bewustzijnsgeesten ontwikkelen een passende fysische tabernakel voor de evoluerende mens. Zo ook individualiseert het morontia-bewustzijn de morontia-gestalte voor alle sterfelijke overlevenden. Zoals het sterfelijke lichaam persoonlijk en kenmerkend is voor iedere mens, zo zal ook de morontia-gestalte in hoge mate individueel zijn en voldoende kenmerkend voor het scheppende bewustzijn waardoor het wordt gedomineerd. Geen twee morontia-gestalten zijn gelijk, evenmin als er twee menselijke lichamen gelijk zijn. De Morontia-Krachtsupervisoren zijn verantwoordelijk voor het ongedifferentieerde morontia-materiaal waarmee de morontia-levensvorm kan beginnen te werken, en de dienende serafijnen verschaffen het. En na het morontia-leven zult ge bemerken dat geestelijke gestalten even verscheiden en persoonlijk zijn, en even kenmerkend voor de respectieve personen met geest-bewustzijn die deze bewonen.

      Op een materiële wereld denkt ge van een lichaam dat het een geest bezit, maar wij beschouwen de geest als in het bezit van een lichaam. De materiële ogen zijn waarlijk de vensters van de uit de geest geboren ziel. De geest is de architect, het bewustzijn is de bouwer, het lichaam is het materiële bouwwerk.

      Als zodanig en in hun zuivere toestand, is er geen volledige interactie tussen fysische, geestelijke en mentale energieën als actuele fasen van de zintuiglijk waarneembare universa. Op het Paradijs zijn de drie energieën coördinatief, in Havona gecoördineerd, terwijl binnen de universum-niveaus der eindige activiteiten alle gradaties van materiële, mentale en geestelijke dominantie moeten worden ontmoet. In niet-persoonlijke situaties in tijd en ruimte lijkt fysische energie de overhand te hebben, maar het blijkt ook dat hoe dichter de werkzaamheid van geest-bewustzijn goddelijkheid van bedoeling en het allerhoogste niveau van activiteit nadert, hoe meer de geest-fase dominant wordt; dat op het ultieme niveau geest-bewustzijn vrijwel volledig dominant kan worden. Op het absolute niveau is geest stellig dominant. En vanuit dat niveau wordt in de gebieden van tijd en ruimte en verder, overal waar een goddelijke geest-werkelijkheid tegenwoordig is, altijd wanneer er een echt geest-bewustzijn werkzaam is, ook vrijwel altijd een materiële of fysische tegenhanger van die geest-werkelijkheid voortgebracht.

      De geest is de scheppende realiteit; de fysische tegenhanger is de reflectie in tijd en ruimte van die realiteit, de fysische repercussie van de scheppende werking van geest-bewustzijn.

      Overal in het universum wordt materie gedomineerd door bewustzijn, en op zijn beurt is bewustzijn responsief op de ultieme albeheersing van geest. Voor de sterveling geldt dan ook dat alleen het bewustzijn dat zich vrijelijk onderwerpt aan de leiding van de geest, kan hopen het bestaan van de sterveling in tijd en ruimte te overleven als een onsterfelijk kind van de eeuwige geest-wereld van de Allerhoogste, de Ultieme en de Absolute: de Oneindige.

      [Aangeboden door een Machtige Boodschapper die dienst doet in Nebadon, op verzoek van Gabriël.] 


Vorige | Volgende | Inhoud

© 1997 Urantia Foundation. Alle rechten voorbehouden.

Scroll to Top